Column – Leerproces

Toen ik twaalf of dertien was, maakte ik in mijn eentje lange fietstochten in en om de stad. Met grote ogen keek ik om mij heen.

Ik dacht er niet echt over na, maar ik verwachtte in die tijd veel van de toekomst, van het leven dat na de middelbare school beginnen zou. Ik was nog jong. Ook wanneer we ouder en wijzer zijn, vergeten wij dikwijls dat we al met leven bezig zijn en dat wat achter de bocht of aan de overkant van de heuvel ligt niet per se beter, laat staan groener is.

Ik heb intussen geleerd dat het bestaan vooral veel van hetzelfde is en dat uitgerekend bijzondere omstandigheden erg lastig kunnen zijn.

De stad verkennen en van op een afstand mensen en dingen gadeslaan, fascineert mij nog altijd. Alleen doe ik het nu van op de donkerblauwe Vespa die ik mezelf voor mijn vijftigste verjaardag heb cadeau gedaan.

Het was de hoogste tijd om opnieuw kennis te maken met mijn stad. Er is de voorbije jaren veel veranderd. En laat een Hollandse uitgever mij net nu vragen om er een boek over te schrijven. “Kies zelf je benadering maar,” zegt hij, “ik wil een leuk en leerzaam boek over Antwerpen.”

Ik rijd door Zurenborg en over zijn beroemde Cogels-Osylei, eind jaren 1960 van de slopershamer gered door het rumoer van de langharige alternativo’s die in de grote Belle Époquehuizen kwamen wonen. Vandaag is de buurt onbetaalbaar voor een gewone sterveling.

Dat geldt mutatis mutandis ook voor Het Zuid. Het begon zijn geschiedenis in de jaren 1880 als een vastgoedproject van de gemeente Antwerpen en de immobiliëntak van de machtige Société Générale. Om allerlei redenen kende dat decennialang een moeizame geschiedenis. De buurt kwam pas begin 20ste eeuw tot leven en werd eigenlijk nooit wat haar bedenkers hadden gehoopt. Pas na 1980 groeide het uit tot een wijkplaats voor het trendy volkje. Als ik er een uur op een van de vele terrassen zit, geloof ik dat iedereen minstens een Saab heeft.

Het nieuwe Justitiepaleis, vlakbij, heet in de volksmond – bestaat die eigenlijk nog, de volksmond? – het Vlinderpaleis. Mij doet het meer denken aan een ruimteschip, maar ik vind het mooi. Het zet een punt achter de stad of toch achter haar riante boulevards, waar vroeger een rafelig gat gaapte.

Van hier is het een kwartiertje rijden, noordwaarts, naar postcode 2060 met zijn kansarmen, legale en illegale migranten (meer dan 200 nationaliteiten), huisjesmelkers, drugstoeristen en noem maar op. In 1985 zette een reportage in Vrij Nederland (denk ik) de buurt op de kaart. Kort daarop kwamen de electorale successen van het Vlaams Blok. Dit is het soort gebied dat men in de 17de eeuw op de kaart karakteriseerde met het zinnetje “Hic sunt leones” – “hier lopen leeuwen”, lees onbekend, gevaarlijk.

Een veelkleurige en veeltalige wijk. Ik zie er het resultaat van migratiegolven van de jaren 1960 en van na het jaar 2000, van de economische mondialisering en van conflicten en miserie waarvan ik maar een vaag idee heb. Van decennialange verwaarlozing door allerlei overheden ook.

Er wordt vandaag hard gewerkt – door ambtenaren van de stad, Marokkaanse winkeliers, Turkse pitaverkopers, Kaapverdische straatvegers, buurtwerkers en jonge blanke koppels die hun pas verworven huis renoveren. Maar het is allemaal niet gemakkelijk en niet eenvoudig.

Het laboratorium van de 21ste eeuw.

Ik begon mijn beroepsleven dertig jaar geleden met archief inventariseren in het Museum Plantin-Moretus. Daarna was ik twee decennia journalist. En nu houd ik me alweer tien jaar bezig met schrijversarchieven in het Letterenhuis.

Mijn donkerblauwe Vespa, een werkinstrument zoals mijn notitieboekje of mijn computer, is een werkinstrument. Hij  maakt me weer bewust van iets dat ik jaren geleden al leerde, maar een poos uit het oog verloor. Het is voor een historicus goed om af en toe archief en boeken opzij te schuiven en naar het leven te kijken.

Geschiedenis is leven dat voorbijging. Het leven van nu, dat ik gadesla van op de scooter, is geschiedenis in wording. Leven doet geschiedenis beter begrijpen en omgekeerd. Dat is geen paradox. Zo werken leerprocessen.

Verschenen in “Eos Memo” nr. 3.