Literatuur – Een uitgever ontsnapt aan de dood (Antwerpen, 1923)

Antwerpen, 1923. Jazz, cocaïne en dada? De moderniteit weegt niet op tegen wat in de stad herinnert aan de Belle Époque. Toch maakt de pers zich zorgen. Op 7 april schrijft de Franstalige liberale krant Le Matin: “Antwerpen is houdster van een sinister record: dat van de criminaliteit. Geen dag gaat voorbij of wij zijn verplicht over een misdaad te berichten. Onlangs meldden wij de weerzinwekkende aanslag waarvan een vrouw in Hoboken het slachtoffer werd; dan was er de huiveringwekkende misdaad in de Blauwbroekstraat, gevolgd door de dood van een vrouw van lichte zeden in de Jezusstraat; enkele dagen later vond in de Lange Nieuwstraat een dubbele misdaad plaats.”

Het jongste criminele feit dat de journalist aanzet tot deze sombere overwegingen is dan ook van aard om zijn burgerlijk lezerspubliek de stuipen op het lijf te jagen. De 41-jarige drukker en uitgever G. Jos Buschmann, jongste telg uit een gerespecteerde familie, is in zijn eigen werkplaats met een hamer bewerkt door een jonge arbeider.

Het kleurrijkste relaas verschijnt in De Schelde (4 april): “Zooals de lezer reeds weet, werd de heer Buschmann, bij zijn thuiskomst, in den gang der drukkerij, die uitgeeft op de Rijnpoortvest, door een zijner werklieden aangevallen. Dat gebeurde in de volgende omstandigheden. Rond 7 u. 15 bevonden zich de heer vader Buschman en zijn zoon in het bureel. De zoon ging naar de brievenbus zien of er nog brieven waren toegekomen. Toen hij in de werkhuizen kwam, draaide hij eene elektrische lamp aan. Bijna op hetzelfde oogenblik werd hij in den rug aangerand. De aanvaller sprong op den rug van zijn slachtoffer. Hij hield met de linkerhand de twee armen van den heer Buschmann in bedwang, terwijl hij hem met de rechterhand een vijftal slagen met een hamer op het hoofd toegebracht. De heer Jos. Buschmann, die zijn tegenwoordigheid van geest nog bezat, riep ‘Papa, on m’assomme’.”

G. Jos. Buschmann

“Papa” is de op dat ogenblik 75-jarige Gustave Buschmann die de leiding van het familiebedrijf onlangs heeft overgedragen aan zonen G. Jos en Ernest-Henri. De laatste neemt de zakelijke kant voor zijn rekening. G. Jos, die wij vandaag een talentrijk layouter zouden noemen, verzorgt het artistieke aspect van de Buschmannproducten.

De krasse grijsaard snelt ter hulp. “Zijn zoon en de laffe aanrander lagen worstelend ten gronde. De schurk […] sloeg aanhoudend op het hoofd van zijn slachtoffer. De heer Buschmann sprong toe, sleurde den kerel van zijn zoon weg.” De dader laat zich overmeesteren en “bleef staan kijken, net of heel de zaak hem niet aanging. De zoon Buschmann stond op en zette zich in een leunstoel. De vader verliet de plaats der misdaad, ging een revolver halen om Smet in bedwang te houden.”

Vervolgens geeft Gustave zijn wapen aan G. Jos, die zijn aanvaller onder schot houdt, terwijl hijzelf de politie gaat verwittigen. Een bizar tafereeltje. Het Volk (8 april) bevestigt dat de “laffe aanrander kalmpjes [bleef] wachten en niet de minste poging [deed] om te ontsnappen.”

De politie komt ter plaatse in de gedaante van een adjunct-commissaris en een agent. Weldra maakt ook een arts zijn opwachting. De dader wordt ondervraagd. Het gaat om de 17-jarige letterzetter Alphonse Smet, sinds drie jaar bij de Buschmanns in dienst. “Men vermoedt,” aldus De Schelde, “dat de dader zich in de werkhuizen heeft laten insluiten om des avonds of des nachts medeplichtigen binnen te laten, en samen, met hen, een partij stadsloten te robberen. Smet heeft dit echter ontkend. De loten, die te stelen waren in de drukkerij, waren waardeloos, vermits ze geen handtekeeningen van de overheid droegen.”

Armdrukpers van de firma J.-E. Buschmann

De waardepapieren zijn inderdaad niét het motief; Smet heeft geen handlangers. Hij heeft van de grootmoeder van een werkmakker die in de Korte Vlierstraat woont 298 frank geleend om een fiets te kopen. Dat bedrag betaalt hij terug a rato van 7,50 frank per week. Maar daardoor houdt hij niet genoeg over om naar de kroeg te gaan. Wanneer hij nog 20 frank moet terugbetalen, besluit Smet het geld te halen waar het zit: bij zijn baas. In plaats van naar huis te gaan, verstopt hij zich onder een tafel en wacht tot G. Jos. zijn avondlijke ronde zal doen. Hij wil zijn patroon bewusteloos slaan om zijn portefeuille te stelen.

“Nadat Smet deze verklaring had afgelegd,” schrijft De Schelde, “werd hij naar het policiebureel [sic] der Venusstraat overgebracht, waar hij in de Verzekeringskamer werd opgesloten. Toen men hem opleidde, zegde de dader: ‘Zeg, agent, ik zal toch wel een sigaret krijgen, hé!’ Smet schijnt zich geen rekenschap te geven van zijn laffe daad.”

G. Jos ligt intussen in het ziekenhuis. Hij heeft verscheidene hoofdwonden; de Brusselse socialistische krant Le Peuple preciseert dat grootste 33 millimeter lang en 13 millimeter breed is. Buschmanns voorhoofdsbeen is verbrijzeld en “men kan zijn hersens zien”. De artsen zeggen dat ze zich pas na enkele dagen kunnen uitspreken over zijn overlevingskansen. Een andere hoofdstedelijke krant verwart G. Jos. met zijn oom Paul Jr. (1877-1924), kunsthistoricus en conservator in het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten.

Van de dader vernemen we dat hij met zijn moeder en zeven andere kinderen in een “kwartier” aan de Verlatstraat nr. 2 op het Zuid woont. De weduwe Smet is volgens Le Matin “une brave femme”. Haar zoon vertoont symptomen van “aliénation mentale”. Maar de ware schuldige is de tijdsgeest: “Uit het onderzoek blijkt dat de jonge boef een slachtoffer is van de bioscoop waar hij een geregeld naartoe gaat en dat zijn kijk op de wereld werd vervormd door de lectuur van politieromans, waarvan de onderzoekers er […] een hele stapel aantroffen.”

G. Jos Buschmann herstelt wonderwel en ontwerpt nog vele fraaie drukwerken; zijn vader leeft tot 1935. De familie verzamelt alle krantenknipsels over “l’attentat”. Ook de verontruste brieven en telegrammen van vooraanstaande vrienden – minister Franck, Emmanuel De Bom, burgemeester Van Cauwelaert, academiedirecteur Juliaan De Vriendt, Maurits Sabbe en anderen – krijgen een plaats in de doos die een boekbinder van de firma speciaal daartoe vervaardigt. Ze bevat ook enkele brieven van aalmoezenier Thomas van de Antwerpse gevangenis waar Smet is opgesloten en van de Buschmanns.

De aalmoezenier vraagt Gustave in 1924 zijn steun te verlenen aan een verzoek om vervroegde vrijlating van Smet. Het is G. Jos die antwoordt: “Zeer Eerw. Heer Almoezenier, Moeder De Smet heeft mij Uw schrijven overhandigd, en van ganschen harte wil ik u mijnen steun toeleenen. Seder [sic] lang heb ik geheel en al vergeven de ongelukkige daad waarvan ik het slachtoffer was.”

Verschenen in Zuurvrij nr. 19, december 2010.