Ik weet nog waar en ongeveer wanneer ik Chris voor het eerst zag: in de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Daar ging toen de cursus door van het Kunsthistorisch Instituut, een Antwerpse organisatie die zich nog altijd richt tot mensen die over kunstgeschiedenis willen leren. Ik gaf het vak paleografie, het lezen van oud schrift, en Chris was een van mijn studenten.
We stonden met een paar mensen in de gang te praten en te roken – dat mocht toen nog – en ik liet mijn aansteker vallen. Hij kwam aan de voeten van Chris terecht. Ik bukte me om hem op te rapen en zei daarbij dat wat ik deed geen poging was om onder haar rok te gluren. Een flauw en vooral onhandig grapje waar een mens nu beter twee keer over nadenkt.
Ironisch genoeg leerden we elkaar kort daarop beter kennen omdat een andere studentin die een oogje op mij had – ik was nog jong en minder lelijk – beweerde dat er na de les iets gedronken werd in het toen bekende café De Berenbak, vlakbij. Toen ik er arriveerde, zaten daar alleen die studente en één vriendin die ze als een soort excuus had meegebracht: dat was Chris.
De grote, mooie, roodharige Chris met haar zachte maar heldere stem en haar vriendelijke, volgens sommigen wat afstandelijke glimlach. Chris die mij rustiger en beter maakte, toen al, dan ik ben.
Na enkele keren maakten we een eerste afspraakje, in het beroemde artiestencafé De Volle Maan. Ik had enkele weken eerder mijn rijbewijs gehaald en bestuurde trots een Simca 1100 – de kleur van die auto was, denk ik, caca métallique – diepbruin met een vage glans. Het was 1985, je vond toen nog gratis parkeerplaats in de stad.
Door het grote venster van De Volle Maan zag ik tot mijn ontzetting dat Chris in het gezelschap van twee mannen was. Maar de ene leek op haar en had hetzelfde rode haar – haar broer Dirk – en de ander gedroeg zich duidelijk als een lid van de LGBTQ community. Oef.
Chris en ik zagen elkaar vanaf dan bijna dagelijks, maar er gebeurde niets vòòr de examens. Chris was toen zelf ook al lerares – we wisten ons te gedragen. Maar twee of drie weken later vertrokken we voor het eerst samen met vakantie naar Bourgondië, in de Simca.
Amour fou? Elke amour is in het begin fou. Ook die van ons. Maar wat wij vooral deden, zevenendertig jaar lang, was elkaar én ruimte geven én de kans om thuis te komen, om thuis te zijn met de ander, die ander dààr te weten.
Chris was heel leergierig – vandaar haar extra studie kunstgeschiedenis na het regentaat. Maar eigenlijk had ze geschiedenis willen studeren, met name aan de VUB. Maar daar ging haar moeder vòòr liggen, iets wat af en toe in onze gesprekken naar boven kwam, ook jaren later nog.
Een jaar later kochten wij, met wat ze in Antwerpen “’ne schrik en ‘nen dàref” noemen, een huis. We hadden bijna geen geld en geen vaste baan – Chris deed interims, ik was freelancejournalist – en op onze lening betaalden we zeven procent rente, maar het huis kostte minder dan vandaag een garagebox in een goeie buurt. In dat huis zijn we blijven wonen, in dat huis is Chris, nu bijna drie weken geleden, gestorven.
Samenwonen gaat in het begin nooit zonder strubbelingen, maar dat is bij iedereen zo. Over de meeste dingen waren wij het, als vanzelf, met elkaar eens. En dat is eigenlijk al die tijd zo gebleven.
In die tijd leerden we samen veel mensen kennen, fijne en vervelende, mensen die vrienden werden, mensen die we snel uit het oog verloren. Het was de tijd van de grote, door banken gesponsorde literaire recepties en ook van de persvoorstellingen van nieuwe films, die ik moest bijwonen voor Flair. Chris ging geregeld mee naar Brussel om daar bij te zijn.
Financieel was het allemaal niet zo gemakkelijk, maar in 1990 raakte ik eindelijk aan een reguliere job bij de krant De Standaard.
Chris gaf intussen les in het beroeps- en het technisch onderwijs. Ik herinner me nog hoe trots ze was op de aandacht en het enthousiasme van haar beroepsleerlingen bij het voorleesuurtje dat ze elke week hield in de Sint-Agnesschool in Borgerhout.
Tot een oudere collega daar signaleerde dat haar zus, de directrice van de heropleiding voor blinden aan de Markgravelei, met pensioen ging en dat de baan misschien iets voor haar, voor Chris, was.
Chris, die minder zelfvertrouwen had dan ze meestal uitstraalde, aarzelde. Ik was het toen – en daar ben ik nog altijd fier op – die zei: “Ga eens kijken – als het niet je ding is, doe je het gewoon niet”. Maar het was liefde op het eerste gezicht – nog één. Toen we die zomer naar Parijs reden, zat Chris naast mij in de auto braille te leren, want dat moest ze toch kunnen, vond ze.
Chris en ik leefden voor ons werk. Nu ik daar, na haar laatste moeilijke jaren en aan de vooravond van mijn eigen pensioen op terugkijk, misschien te veel. Voor ons eigen goed, heet dat dan. Maar aan de andere kant – wat kan er nu mooier zijn dan wat Chris al die jaren deed in haar school?
Samen met haar ouders en haar broer was Chris ook met veel toewijding actief bij JeKino, dat sinds de jaren zestig de betere kinder- en jeugdfilm naar Antwerpen bracht.
Ze begeleidde voorstellingen en vertelde wat er gebeurde en gezegd werd aan kinderen die te jong waren om de ondertiteling te lezen. Ze was ook bij herhaling voorzitter van de Kinderjury, die de beste film bekroonde. Dat ze daar onheus werden opzijgeschoven toen het hele gedoe “professionaliseerde” heeft haar erg gekwetst. Maar ook dat verdriet stopte ze weg.
Want dat dééd Chris. Ze was vriendelijk, sociaal, ze had een luisterend oor. Leerlingen en collega’s – en ik – konden altijd bij haar terecht. Een oud-collega, die hier vandaag niet kan zijn, stuurde mij een kaart waarin ze sprak over Chris’ bereidheid en vermogen om met haar medewerkers naar oplossingen te zoeken.
Tegelijk was ze uiterst discreet, drong zichzelf niet op de voorgrond, scheidde professioneel rigoureus van privé en droeg ze haar eigen ellende alleen. Ze sprak er maar af en toe over, maar dan op zo’n manier dat je er als gesprekspartner niet echt kon op ingaan of dat je het beschouwde als iets, ach, dat bij de job hoorde, en wel zou overgaan.
Als er iets is waar ik mij diep, diep schuldig over voel, is dat ik niet aandachtig genoeg geluisterd heb, niet met meer aandrang ingegrepen.
Omstreeks 1995 coördineerde Chris de verbouwing van een oud flatgebouw aan de Markgravelei waarheen haar school zou verhuizen en natuurlijk ook de verhuizing zelf. Ik denk dat ze zichzelf daarbij vaak geweld moest aandoen, maar ze bracht het hele reuzenproject tot een goed einde – natuurlijk wel met de hulp van haar medewerkers, voor wie ik nu ook even mijn hoed oplicht.
Met mij ging het professioneel minder goed en ze luisterde met groot geduld naar mijn gezeur en geroespeteer. Ik heb het haar toen niet gemakkelijk gemaakt.
Dat is iets wat waarschijnlijk de meeste koppels ervaren: dat werk en collega’s, waar je zoveel tijd mee doorbrengt, voor de ander eigenlijk een vreemd land blijven, waarvan hij of zij de aardrijkskunde nooit echt helemaal begrijpt.
Chris was eind jaren 1990 sterk aanwezig bij de oprichting van het Hubert Lampo Genootschap; met de andere bestuursleden gingen wij twee keer uitgebreid op reis in Frankrijk, eerst naar Rennes-le-Château en het land van de Katharen, de tweede keer naar de Sologne de streek van Alain-Fournier en zijn boek Le grand Meaulnes.
Belangrijker was dat Chris mijn zus en mij bijstond – en soms verving, als het om praktische dingen ging – toen mijn vader aan dementie begon te lijden en naar een gespecialiseerd rusthuis moest. Chris was de vrouw “who walked the walk and talked the talk” met artsen en zorgverleners. Want dat wàs ze, door het werk in haar school.
Ze heeft mij ook de dood van mijn moeder helpen overleven, al ging het tussen die twee niet altijd even goed. Voor mij was dat soms heel moeilijk, maar achteraf bekeken heeft Chris mij wel voor een groot stuk geleerd op eigen benen te staan.
En dan waren er haar eigen ouders, natuurlijk, en haar tante, die oud werden en voor wie er moest gezorgd worden. Ook dat deed Chris, met veel liefde, maar ook met veel gezond verstand. Tot aan haar dood, nu twee jaar geleden, ging Chris bijna dagelijks op bezoek bij haar moeder in het woonzorgcentrum Sint-Gabriël. En dat was niet gemakkelijk, want haar moeder was niet altijd een even gemakkelijk mens en haar werk als schooldirectrice begon op Chris te wegen: weinig middelen, weinig steun, leerlingen wier problematiek vaak erg complex was – politieke vluchtelingen, sans papiers, mensen die gefolterd waren, die have en goed hadden moeten achterlaten. Geen haar op haar hoofd dat eraan dacht er nièt voor hen te zijn. En er was ook tegenwerking. Maar daar zal ik niet op in gaan.
Kreeg Chris een burn out en werd ze daarom naar huis gestuurd – “en ge moet niet meer terugkomen” werd erbij gezegd – of was het omgekeerd? Het was hoe dan ook zo verachtelijk, zo getuigend van een volstrekt gebrek aan empathie dat ik er geen woorden aan vuil wil maken.
Chris verzette zich niet en herstelde ook niet. Ze stak het allemaal weg in haar binnenste, zoals ze te vaak en te veel deed met haar emoties. Haar broer en zus en onze huisarts en ikzelf deden alles wat wij binnen de mogelijkheden die wij respectievelijk hadden, konden om Chris hulp te laten zoeken. Ze wilde niet, ze kon misschien niet, er kwam geen oplossing.
Chris dronk witte wijn en keek naar de televisie. Ik probeerde tot haar door te dringen. En als het over gewone, alledaagse dingen ging, lukte dat wonderwel. Wij bleven thuis bij elkaar, wij leefden nog altijd in harmonie. Tot nu bijna drie weken geleden.
Ik “worstel” zoals dat heet, met een groot verdriet. Eigenlijk heeft het mij gevloerd. Ik voel mij schuldig. Ik voel groot mededogen voor hoe Chris zich gevoeld heeft. Ik probeer mezelf te troosten met de gedachte dat ze naast mij, in haar slaap, gestorven is.
Veel kan ik daar niet aan toevoegen, behalve dit: Chris was gesteld op haar privacy, ze was discreet enzovoort. Ze zou deze plechtigheid “te veel” hebben gevonden. Maar weet dat ze jullie, ook al was er geen frequent contact – en ik denk dan vooral aan familie, ons petekind Kaat, vrienden en oud-collega’s – in haar hart droeg, dat ze voor haar doen veel over jullie sprak.
Jullie aanwezigheid bewijst dat Chris in de rivier van jullie leven het bekende steentje heeft verlegd en ik verzeker jullie ook van het omgekeerde.
Vind ik leuk:
Like Laden...