[Literatuur ] Herinnering aan Henri-Floris Jespers.

Henri-Floris Jespers (foto Kris Kenis).

Mijn oudste herinnering aan Henri-Floris Jespers dateert uit 1971 of 1972. Hij en Prutske kwamen op bezoek bij mijn vader in Grobbendonk.

Henri had lang haar, maar hij droeg een donker, driedelig pak. Prutske zag er ook heel gesofisticeerd uit, met asblond haar en hakjes. Ze arriveerden in een glimmende zwarte Mini, een beetje als rocksterren.

Het duurde tot 1984 eer ik Henri “echt” leerde kennen. Ik had een lang interview afgenomen van Marc van Alstein en hoopte dat kwijt te kunnen aan het literair tijdschrift “Diogenes”, waarvan Henri niet minder dan directeur was.

Ik was toen al hardop aan het dromen van een loopbaan in de letteren, maar om de een of andere reden (mijn boze stiefmoeder?) had mijn pa verzuimd mij bij “Diogenes” te betrekken.

Ik vermoed dat ik het typoscript van het interview bij Henri in de bus dropte; de dag daarop werd ik danig verrast door de aankomst van een telegram met daarop de tekst “Staat. Voorrang”. Henri werkte toen op het kabinet van Hugo Schiltz, vandaar.

Hij nodigde me uit voor een gesprek, dat uiteindelijk plaatsvond in café Het Tafeltje Rond bij het stadhuis. Wat hij me voorstelde, klonk als muziek in mijn oren. Hij wilde mijn interview publiceren in “De Nieuwe”. Dat was wel geen literair tijdschrift, maar een toen nog zeer gerespecteerd links weekblad.

Ik wist toen nog niet dat wat men nu de “entourage” van Schiltz zou noemen, hard werkte aan de uitbouw van een eigen mediapoot voor de Volksunie. Daartoe behoorde de vrije Radio Stad, met o.a. Michel Follet en Rudi Van Schoonbeek en dus weldra ook “De Nieuwe”.

Later kreeg ik zelfs een invitatie voor een bezoek aan Mark Grammens in het redactielokaal van “De Nieuwe” in Schaarbeek. Grammens had zich toen uiteraard nog niet tot het Vlaams Blok bekend.

Een en ander belette niet dat ik, linkse jongen die ik wilde zijn, behoorlijk op mijn hoede was voor recuperatie door de flaminganten.

Maar omstreeks die tijd begon ik ook te ervaren dat ik met mijn bekende achternaam niet direct aan werk in de “progressieve” media zou geraken.

Mijn pa was in vooruitstrevende kringen bijzonder impopulair – wat op zichzelf het voorwerp van een interessante studie zou kunnen vormen – en dat kleurde af op mijn nederig beginnerspersoontje.

Dit maar om te zeggen dat Henri een van de (zeer) weinige mensen was, die mij een kans gaven. En dat zal ik nooit vergeten.

Onze samenwerking bij “De Nieuwe” was, nu ik er meer dan dertig jaar later op terugkijk, een bijzonder goeie zaak – althans voor mij (maar ik denk dat Henri er ook plezier aan beleefde). Ik schreef in de loop van twee jaar honderden velletjes, waaronder enkele onrechtvaardige en misschien zelfs ondoordachte recensies.

Soms had Henri me iets beter tegen mezelf moeten beschermen. Maar dat weegt niet op tegen de mogelijkheid die hij me gaf om de stiel te leren.

Op Henri’s soirées op vrijdagavond in een Antwerps café verschenen een heleboel mensen die er later in zouden slagen om aan de wereld te doen vergeten dat ze hem en via hem Hugo Schiltz, het hof maakten.

Ach ja, zo zit de wereld in elkaar. Alleen wil dat niet zeggen dat je moet meehuilen of – in dit geval – mee zwijgen met de wolven in het bos.

PS Maurits Van Liedekerke (in een reactie hieronder) wijst mij erop dat de uitbouw van een klein media-imperium een initiatief van Hugo Schiltz persoonlijk was, en niet van de toenmalige VU. Dat is mij nooit duidelijk geweest en daardoor heb ik dus iets gezegd dat niet helemaal klopt. Waarvoor excuus. Maar het is voor een buitenstaander (die niet volledig in vertrouwen wordt genomen) natuurlijk moeilijk om de interne werking van een partij te doorgronden. De VU had inderdaad al haar blad “Wij”, waarvan Maurits hoofdredacteur was.