Laudatio bij de toekenning van de Prijs van het Vrijzinnig Humanisme 2023 aan Patsy Sörensen en Payoke.

Beste Patsy Sörensen, beste bestuurders en medewerkers van Payoke, in al uw hoedanigheden, dames en heren,

Ik sta hier met mijn mond vol tanden. Dat is geen goed begin voor een toespraak, ik weet het. Maar sta mij toe dat even toe te lichten.

De voorbije weken heb ik mij verdiept in de geschiedenis en de activiteiten van Payoke en zijn oprichtster of medeoprichtster Patsy Sörensen.

Een en ander heeft mij het schaamrood naar de wangen gejaagd. U, Patsy, bent bedreigd met een pistool – tot drie keer toe – u bent geslagen, gestoken met een mes en op een bepaald moment heeft u van de politie zelfs een kogelvrij vest moeten dragen.

Daar zit je dan als vrijzinnig-humanistische en linkse archivaris – want ja, dat was ik, voor ik met pensioen ging, archivaris – die nooit een groter gevaar heeft gekend dan met het voorwiel van zijn fiets in een tramspoor te belanden.

Dat is ook niet niks, maar toch.

De Prijs van het Vrijzinnig Humanisme is al vaak toegekend aan mensen van het woord, van de gedachte. Maar u bent iemand van de praktijk, van de daad en de actie, een hands on persoon.

Die hebben we, denk ik, meer dan ooit nodig. Wij leven in “interessante” tijden, waarin de nationale en de regionale politiek een soort permanente bonte avond lijken en wij, gehuld in kleren die gemaakt zijn door paupers in Bangladesh, onze smartphone gebruiken om een pizza te bestellen die gebracht wordt door een bijna tot slaaf gemaakte op een door hemzelf gehuurde elektrische fiets.

Zo’n kleine veertig jaar geleden begon het allemaal met een soepbedeling in de Antwerpse Eerste Wijk. Kort daarop richtte u – in uw eigen huis, aan de Zirkstraat nota bene – een opvangcentrum in voor prostituees.

Natuurlijk, wij kiezen niet – of toch niet helemaal – wij zijn en wat we doen. U was een artistieke natuur, u had een groot rechtvaardigheidsgevoel en u woonde op de juiste plaats, zult u misschien zeggen.

Maar toch: wat u deed getuigt van moed. Misschien wist u in het begin niet goed waar u aan begon, maar u zette door met een – het is een ouderwets woord – volharding die ik mij nauwelijks kan voorstellen.

Payoke, want zo doopten jullie de werking, ging het gevecht aan met de hypocrisie en het onbegrip die opgeld maakten in een samenleving die zich misschien wel bewust was van het bestaan van zoiets als prostitutie maar die daar verder niets wou over horen.

Jullie deden machteloze, uitgebuite vrouwen (en later ook mannen en jongeren) uit het milieu hun angst en hun schaamte overwinnen, jullie wezen hun de weg naar een ander leven en jullie bedreigden het toen ter tijd comfortabele leventje van de onderwereld van onze stad.

Jullie kregen mondjesmaat hulp van de overheid. De Stad Antwerpen stak een handje toe en zo ook het Instituut voor Tropische Geneeskunde – jullie werkten immers ook rond AIDS – en het Ministerie van Volksgezondheid.

Ere wie ere toekomt.

Maar laten we wel wezen: als jullie de kat de bel niet hadden aangebonden, hadden vele van die instanties niets ondernomen.

Het lukte jullie ook om de problemen waarrond jullie werkten in de pers te krijgen. Die was toen nog wat alerter dan nu en mocht er af en toe over iets serieus geschreven worden.

U, Patsy, bent dan in 1988 in de Antwerpse gemeenteraad verzeild en een paar jaar later schepen geworden – zij het voor een andere partij. Jan de Zutter schrijft in zijn kostelijke bijdrage in Het Vrije Woord over uw politieke  wederwaardigheden  (en ook over uw eigenaardigheden). Ik ga het leesplezier van de aanwezigen niet bederven door zijn woorden hier al te citeren.

Je hoeft vandaag maar twee keer naar Het Journaal te kijken om in te zien dat een idealist, een daadkrachtige en consequente idealist die concrete oplossingen wil voor dringende problemen, het in de vaderlandse politiek erg moeilijk moet hebben.

Maar zeker als schepen van Antwerpen heeft u de communicatie met de lokale overheid kunnen verbeteren.

Journalist Chris de Stoop publiceerde in 1992 zijn boek Ze zijn zo lief, meneer. Naar aanleiding daarvan kreeg Payoke, dat zich als nota bene enige organisatie in België bezighield met vrouwenhandel, het bezoek van koning Boudewijn. Dat was een belangrijk signaal.

Het jaar daarop kreeg u de Gouden Sanseveria van het maandblad Elga en er zaten personaliteiten als Paula D’hondt, Nelly Maes, Vic Anciaux en Marijke van Hemeldonck in de zaal. Ook allemaal buitenbeentjes, elk op zijn of haar manier, en zeker geen groenen – wat jullie deden sprak mensen over de partijgrenzen aan.

Tegen het einde van uw schepenmandaat kon Payoke een beleidsplan voor de prostitutieproblemen in het Antwerpse Schipperskwartier voorstellen. Maar de werking van de organisatie was toen al ver buiten Antwerpen bekend. Met die bekendheid ging het almaar in stijgende lijn.

U werd in 1999 Europees parlementslid en in Straatsburg kon u mensenhandel hoog op de agenda zetten. Payoke kreeg internationale erkenning en maakte deel uit van een Belgische delegatie naar de Verenigde Naties. Jullie nodigden Europarlementsleden uit voor een bezoek dat voor hen een eerste contact betekende met de u slachtoffers van mensenhandel. Een ontwerpverslag van u leidde tot een Europese richtlijn over mensenhandel.

Ik zei dat jullie “doeners” zijn, mensen van het terrein – met alle risico’s van dien – en daar blijf ik bij. Maar intussen hadden jullie bewezen dat jullie ook heel goed waren in studiewerk, in het verzamelen en bundelen van informatie en in beleidsvoorbereidend werk.

Op zijn beurt sprak de nieuwe koning, Albert II, zijn steun aan jullie uit.

Wij voelen ons als vrijzinnig-humanisten misschien  wat ongemakkelijk bij de Roomse invloed in Laken, maar zo’n vorstelijke tussenkomst betekent iets in dit land.

De voorbije jaren, terwijl de media zich vooral zijn gaan bezighouden met berichtgeving over voetballers en sterrenchefs, hebben jullie voortgewerkt. Jullie hebben je toegelegd op de problematiek van de loverboys en de “nieuwe” vormen van mensenhandel en economische uitbuiting die samenhangen met de migratie.

Op jullie website vermelden jullie, niet zonder – terechte – trots jullie hulp aan de slachtoffers van de Borealis- en BASF-zaken in Antwerpen, vorig jaar. Maar jullie voegen eraan toe dat dat zeker geen orgelpunt is waarna we met zijn allen mogen achteroverleunen: “Payoke moet de werking de komende jaren opschalen om […] slachtoffers te kunnen blijven begeleiden, maar ook omdat dit niet de laatste grote zaak lijkt. De aantallen aanmeldingen, blijven namelijk stijgen.”

Het slechte nieuws is dat de Prijs van het Vrijzinnig Humanisme jullie daar niet verschrikkelijk veel zal bij helpen: het is een bronzen beeldje, zelfs geen gouden sanseveria. Wij kunnen ook maar wat we kunnen.

Maar als gepensioneerde archivaris die de eer had om mee in de jury voor die prijs te zitten, kan ik jullie met de hand op het hart verzekeren dat wij allemaal diep onder de indruk zijn van jullie bij uitstek humanistische actie.

Want dat is natuurlijk iets wat iedere vrijzinnige humanist voor ogen moet houden: op hem of haar komt het aan om zijn of haar levenshouding uit te dragen en in daden om te zetten.

Ik bedoel maar dat jullie, afgezien van al het goede en nuttige dat jullie hebben verricht en nog verrichten, ook een voorbeeld voor zijn, ja, ook voor de meer timide types onder ons.

Vandaar, op zijn Antwerps: “’Nen dikke proficiat!”.