[Longread] Maria Malibran (1808-1836). Leven en dood van een romantische diva.

Maria_Malabran_by_Henri_Decaisne
Maria Malibran door Henri Decaisne (a).

‘Schoonheid, vernuft en liefde waren de namen / die glommen in haar ogen, gegrift stonden in haar hart en klonken in haar stem. / Driewerf behoorde deze ziel de hemel toe / Ween, o wereld! / En gij, hemelen, ontvang haar nu ook driemaal.’ Deze woorden van de Franse dichter Alphonse de Lamartine staan gebeiteld in de grafzerk van de mezzosopraan Maria Malibran, de eerste grote operadiva van de 19de eeuw.

Sinds 1836 rust de zangeres onder een indrukwekkend mausoleum op het kerkhof van Laken bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk waar de leden van het Belgisch koningshuis begraven worden. Haar hedendaagse evenknie, de Italiaanse Cecilia Bartoli, nam in 2007 bij wijze van eerbetoon een cd op met aria’s die deel uitmaakten van het repertoire van La Malibran, die trouwens ook als rolmodel voor Maria Callas fungeerde.

GrafMalibran
Het mausoleum van Maria Malibran op het kerkhof van Laken (a).

‘La Malibran’, zoals haar bewonderaars haar noemden, had een prachtige stem met een verbazend groot bereik. Ze kon zowel alt- als mezzo- en sopraanpartijen aan. Bovendien deed ze met haar rijzige, slanke verschijning heel wat mannenharten sneller slaan.

Maria de la Felicidad García wordt op 24 maart 1808 geboren – Napoleon zwaait dan als keizer de scepter over Frankrijk – in de Parijse Rue de Condé. Haar vader, de Spanjaard Manuel García, is als tenor verbonden aan het Théâtre des Italiens. Ook haar moeder is operazangeres. Manuel beleeft zijn grootste artistieke triomf bij de feestelijkheden ter gelegenheid van de geboorte van het zoontje van Napoleon, de koning van Rome.

De zanger geniet dan ook de gunst van het hof. Weldra krijgt hij een aanstelling tot kapelmeester van de koning van Napels. Dat is Joachim Murat, een gewezen Franse legermaarschalk die als een soort vazalkoning heerst over uitgestrekte territoria in het zuiden van Italië. Samen met zijn vrouw treedt Manuel ook geregeld op in de San Carlo-opera. In Napels sluit de zanger vriendschap met de jonge componist Giacomo Rossini (1792-1868). De kinderen García, Maria en Manuel Jr., krijgen muzieklessen van de pianist Héron en de toondichter Panseron.

Manuel%20Garcia
De Spaanse tenor en componist Manuel Garcia, vader van Maria Malibran (a).

In 1815 komt er een eind aan het Franse keizerrijk. Ook Murat verliest zijn troon. Kapelmeester García reist met zijn gezin naar Rome. Rossini vergezelt hen. De toondichter geeft zijn vriend er de rol van graaf Almaviva in de wereldcreatie van zijn Barbieri di Sevilla.

Ondanks dat éclatante succes keert García het jaar daarop met zijn gezin terug naar Parijs. Hij vestigt zich als zangpedagoog en vormt heel wat latere sterren. Tussen de bedrijven door vindt hij de tijd voor een verblijf in Londen. Maria gaat mee; voor enkele maanden wordt ze ondergebracht in een katholieke een kostschool in Hammersmith waar ze alvast de basis van het Engels oppikt.

Met de zanglessen die Manuel vanaf 1818 of 1819 aan zijn dochter geeft, wil het niet bijzonder vlotten. Maria’s stem ontwikkelt zich vrij onvoorspelbaar. Bovendien heeft de tiener heeft een even groot ego als haar pa. Dat belet Manuel echter niet om zijn nieuwe zangpedagogische inzichten op haar uit te proberen.

Ego

Manuel wil dat zangers rechtop staan met hun handen op hun rug om ‘de borst te ontwikkelen en hun stem goed voor zich uit te laten klinken’. Waarschijnlijk begint Maria’s opleiding met langzame mesa di voce-oefeningen, gevolgd door steeds zwaarder en ingewikkelder oefeningen met toonladders en arpeggio’s en tenslotte uitgebreide vocalises.

García leert zijn dochter ook improviseren en haar partijen versieren, essentieel is voor het belcanto.

rossini
Giacomo Rossini op gevorderde leeftijd (a).

Op een dag lopen de componist Ferdinando Paer en een vriend voorbij het appartement van de Garcia’s. Plots horen ze een luide gil. ‘Maak je geen zorgen,’ zegt Paer, ‘dat is García die zijn dochter slaat zodat ze een triller produceert.’

Papa Manuel is echter niet de enige talentrijke tenor in de Franse hoofdstad. Hij krijgt concurrentie van de Italianen Donzelli en Rubini. Wanneer men hem een engagement aanbiedt om in de Londense King’s Opera op te treden in werk van Rossini, maakt hij van de nood een deugd en vertrekt.

Zijn succes op de planken (en in de salons van de Londense aristocratie) biedt meteen ook de kans om Maria’s carrière te lanceren. In 1824 debuteert ze tijdens een concert met haar vader en enkele gevestigde zangeressen. Ze voeren een cantate uit die speciaal gecomponeerd is n.a.v. de dood van de bekende en beruchte dichter Lord Byron in Griekenland. Geen spectaculair debuut, maar de toehoorders zijn wel erg te spreken over de stem en de schoonheid van de jonge Maria.

DaPonte
Lorenzo da Ponte (a).

Toch duurt het nog bijna een jaar voor ze echt doorbreekt. Directeur John Ebers van het King’s Theatre heeft de laatste grote Italiaanse castraatzanger, Giambattista Velluti, geëngageerd voor een concert. Velluti staat bekend voor zijn fraaie, hoge stem en briljante zangstijl.

Helaas heeft Ebers ook een sopraan nodig om samen met hem een duet te zingen, maar blijkt geen enkele zangeres de confrontatie met de Italiaanse vedette aan te durven. Tot Manuel dochter Maria naar voor schuift – zij is van niets of niemand bang, verzekert hij. En hij kan het weten..

De grote avond breekt aan. Het publiek luistert ademloos wanneer Velluti uitpakt met zijn canto fiorito – nuances, modulaties, vocalises en andere effecten waarmee hij de partituur van de zangstukken versiert.

Maria houdt intussen het hoofd koel en wanneer ze met de castraat het duet uit Romeo en Julia van Zingarelli inzet, doet ze dat met nog meer effecten dan hij. De Italiaan is woedend, maar de toehoorders gaan uit hun bol.

Pasta

Ebers biedt Maria stante pede een contract aan om Rosina in de Barbier van Rossini te zingen. Volgens een andere versie van het verhaal is Maria lid van het koor en krijgt ze de kans om te schitteren pas wanneer sopraan Giuditta Pasta (!) ziek wordt en vader Manuel van de gelegenheid gebruikt om haar als invalster naar voor te schuiven.

GrafDaPonte
Het graf van Lorenzo da Ponte in New York (a).

De opera trekt in ieder geval zes weken lang volle zalen. Elke opvoering maakt Maria populairder. Ook wanneer ze met het eigen gezelschap van haar vader voorstellingen geeft van Il Crociato en Egitto van Giacomo Meyerbeer in Londen, Manchester en Liverpool, scheert ze hoge toppen.

In Liverpool schepen de García’s en hun troep in voor New York. Ze zijn uitgenodigd door de directeur van het Park Theater. Dat wordt gefinancierd door de steenrijke operaliefhebber en wijnhandelaar Dominick Lynch.

Hij wil de Italiaanse opera in Amerika introduceren. Tot zijn kring behoort trouwens de librettist van enkele grote Mozartopera’s, Lorenzo de Ponte. Da Ponte.  Da Ponte woont al sinds 1805 in de Verenigde Staten.

Barbier

Een eerste opvoering van Il Barbiere de Sevilla brengt drieduizend dollar op – voor die tijd een enorm bedrag. Weldra volgen nog andere opera’s van Rossini, Zingarella, twee van Maria’s vader en tot slot Mozarts Don Giovanni – wat tekstschrijver Da Ponte veel plezier doet.

Intussen blijven er spanningen tussen Maria en haar tirannieke vader, die nu natuurlijk ook haar werkgever is. Volgens sommige bronnen is dat de reden waarom ze in 1826 instemt met een huwelijk met de veel oudere bankier Eugène Malibran (1781-1836). Malibran is een Fransman, maar woont en werkt in New York. Naar verluidt, belooft hij Maria’s vader 100.000 frank hebben in ruil voor diens instemming met het huwelijk.

Pauline Viardot depicted in an 1844 painting by Karl Bryullov.
Pauline Viardot door Karl Bryullov, 1844 (a).

Of de relatie tussen Eugène en Maria gelukkig is, valt te betwijfelen, maar Malibran leert zijn jonge bruid in ieder geval zwemmen en paardrijden. Vooral dat laatste wordt, naast zingen, haar grote passie. Vader Manuel en zijn operagezelschap zijn intussen naar Veracruz in Mexico vertrokken voor een nieuwe tournee. Maria blijft nog een seizoen in New York.

Dat is maar goed ook, want plots blijken de zaken van Eugène slecht gaan en vraagt hij het faillissement aan. Zijn vrouw wordt zo de enige kostwinner.

Gelukkig blijft het New Yorkse publiek Maria trouw. Haar populariteit wordt in de hand gewerkt door het feit dat ze Engels kent en niet te beroerd is om ook in die taal te zingen.

Ze stelt inderhaast een eigen gezelschap samen waarmee ze het Bowery Theatre bespeelt. ’s Zondags luistert ze ook nog eens kerkdiensten op – voor haar natuurlijk een koud kunstje.

Maar omdat het publiek van het Bowery Theatre vooral het lichtere repertoire wil horen – in 1827 treedt Maria op in Love in a Village van de nog altijd erg populaire Engelse componist Thomas Arne (1710-1788) – voelt ze zich artistiek niet voldoende uitgedaagd.

Ondanks het protest van haar man besluit Maria naar Europa terug te keren.

Maria Malibran als Desdemona door François Bouchot (Louvre).

Onderweg heeft de zangeres last van zeeziekte en tijdens een hevige storm breekt een mast van het schip. Maar ze bereikt heelhuids Le Havre.

In Parijs trekt ze in bij haar twee schoonzussen met wie ze goed bevriend raakt. Maar in een brief aan haar man beklaagt Maria zich wel over het feit dat ze haar in zijn opdracht bespioneren.

Dankzij een oude vriend van Manuel treedt ze op tijdens benefietconcerten – goed voor haar reputatie.

Ze geeft ook recitals bij een vriendin die in haar salon Rossini en schrijvers als Balzac, George Sand en Prosper Mérimée ontvangt. Zo raakt de mezzosopraan bekend in de toonaangevende artistieke middens van de hoofdstad.

Op 14 januari 1828 debuteert Maria in de Opéra tijdens een benefietconcert ten voordele van de bas Galli. Ze zingt de titelrol in een fragment uit Sémiramide van Rossini en een bedrijf uit Romeo en Julia, samen met de alt Benedetta Pisarini en de Duitse sopraan Henriette Sontag.

In het begin is de zangeres nerveus en presteert slecht. Het publiek blijft onverschillig. Maar naarmate haar zelfvertrouwen terugkeert, worden Maria’s uitzonderlijke kwaliteiten als zangeres duidelijk.

Charles-Auguste de Bériot door Charles Baugniet (a).

De Franstalige Belgische muziekhistoricus en componist François-Joseph Fétis zit in de zaal en legt nadien zijn indrukken vast: ‘Het publiek raakte in haar ban en kille afwijzing maakte plaats voor ongebreidelde geestdrift’.

Een contract met de Opéra wijst Maria af, maar tegen de 75.000 frank die het Théâtre des Italiens biedt, zegt ze geen nee, ook al omdat haar broer Manuel daar in dienst komt.

Behalve in Sémiramide treedt ze er op in de Othello van Rossini en in zijn nog steeds erg populaire La Cenerentola (Assepoester).

‘La Malibran’, zoals ze voortaan genoemd wordt, groeit uit tot een ster van de eerste orde. Intussen is haar relatie met haar echtgenoot sterk bekoeld. Maria onderneemt pogingen om te scheiden en doet daarvoor zelfs een beroep op haar goede vriend, de militair en politicus  markies De La Fayette, een oudgediende van de Amerikaanse vrijheidsstrijd.

In 1829 onderneemt Maria een tournee die haar naar Londen en naar Brussel brengt. Op de terugweg stapt ze af in Chimay in Henegouwen. Daar treedt ze op in het prachtige privétheater in het kasteel van de prinsen.

Bériot

Ze ontmoet er de befaamde Charles de Bériot (1802-1870) die zich sinds enige tijd eerste violist van de koning der Nederlanden mag noemen. Die koning is Willem I, sinds Waterloo heerser over het huidige België en Nederland.

De Bériot, in 1802 geboren in Leuven, begint zijn loopbaan als wonderkind. Op zijn negende speelt hij in een concertzaal een van de moeilijkse solo’s van de Italiaanse componist Giovanni-Baptista Viotti (1755-1824).

Hij krijgt les van de Leuvense vioolleraar Tibi en studeert vanaf zijn twaalfde in Parijs. Nadien keert hij terug naar Leuven, maar als 21-jarige vertrekt hij opnieuw naar de Franse hoofdstad waar hij zich laat horen in de salons van de aristocratie. In 1822 geeft hij zijn eerste publieke concert.

John MacVicar Anderson
Gezicht op de Theems in Londen door John MacVicar Anderson (a).

Weldra bouwt De Bériot een repertoire uit met bewerkingen van aria’s van Rossini, zeer tot tevredenheid van de componist. Vanaf 1824 is hij actief in Londen, waar hij een prominente rol speelt in het concertleven.

Tussen de zangeres en de violist is het liefde op het eerste gezicht. Als volbloed romantici worden ze heel gauw minnaars.

Alternatief relaas

Allicht is dat de reden waarom Fétis enkele decennia later in zijn officiële levensbeschrijving van De Bériot in de Biographie Nationale van de Belgische Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten een ander verhaal opdist over hun eerste ontmoeting.

266px-Francois_joseph_fetis
De Belgische muziekhistoricus François-Joseph Fétis (a).

Volgens Fétis leren Charles-Auguste de Bériot en Maria Malibran elkaar door zijn toedoen kennen in Londen. Tijdens een studiereis naar Engeland verbleef Fétis in hetzelfde hotel als de violist. En die wilde, aldus de muziekhistoricus, samen met een beroemde zangeres een concert geven. Hij dacht meerbepaald aan Maria en omdat die een bekende van Fétis was, vroeg hij die om te bemiddelen.

‘Als vriend van haar vader had ik haar zien geboren worden,’ schrijft Fétis, ‘en hij [De Bériot] vroeg me om van haar de belofte te krijgen dat ze aan het concert zou deelnemen. […] Tijdens dat concert ontstond bij beide musici en wederzijdse affectie, die later bevestigd werd door een huwelijk waaraan de dood – helaas! – te vroeg een einde maakte.’

Een elegante manier om een affaire, een buitenechtelijk kind en een echtscheiding voor het preutse Belgische publiek te verzwijgen!

Tussen een tournee in Italië en een reis naar Londen bevalt Maria van een zoon, Charles-Wilfrid de Bériot die later een uitstekend pianist wordt en lesgeeft aan de componisten Granados en Ravel.

fayette
De Franse generaal en staatsman markies De la Fayette in zijn glorietijd (a).

Een rem op haar carrière zet het moederschap alvast niet: in 1834 en het jaar daarop is La Malibran alweer in Italië waar ze in de grootste operahuizen optreedt. In Napels hoort ze dat een Parijse rechtbank eindelijk haar echtscheiding heeft uitgesproken.

Enkele maanden later trouwt ze in de Franse hoofdstad met De Bériot. Felix Mendelsshohn componeert speciaal voor de gelegenheid een aria voor sopraan met vioolbegeleiding.

Intussen is Manuel García overleden. De laatste jaren van zijn leven heeft hij zich toegelegd op zanglessen aan Maria’s zestien jaar jongere zusje Pauline (1821-1910).

Het echtpaar De Bériot – Maria blijft de naam Malibran gebruiken – vestigt zich in Sint-Gillis in de nog landelijke omgeving van Brussel en wat later in Elsene waar De Bériot door architect Charles Vanderstraeten een landhuis laat bouwen (thans gemeentehuis aan het Fernand Cocqplein).

La Milibran is zo beroemd, dat haar verhuizing naar de ietwat provinciale hoofdstad van het jonge koninkrijk België haar carrière evenmin schaadt. Maar ze moet natuurlijk wel veel op reis.

Enkele maanden na haar huwelijk is ze alweer in Londen.

HuisBériot
Het landhuis van De Bériot en Maria Malibran in Elsene (a).

Op 5 juli 1836 maakt Maria met vrienden een rijtochtje in Regent’s Park. Haar paard slaat op hol. Maria schreeuwt om hulp. Een politieman die toevallig voorbijkomt, ziet wat er aan de hand is en slaagt erin de teugel te grijpen zodat het paard stopt.

Maar de zangeres wordt eraf geslingerd en komt tegen een houten paal terecht. Ondanks haar verwondingen en de pijn die ze lijdt, weigert ze haar engagementen in het bekende theater aan Drury Lane af te zeggen. Ze treedt er nog vijf avonden op, toegejuicht door een publiek dat nu zich nu ook door haar moed en toewijding laat charmeren.

Dood in Manchester

Twee maand later is Maria Malibran in Manchester voor een festival. Hoewel ze zich nog altijd beroerd voelt, geeft ze op 13 en 14 september een concert. Sommigen beweren zelfs dat ze krukken nodig heeft om overeind te blijven.

louis-haghe-1850-lg-folio-antique-print.-town-hall-brussels-belgium-[2]-92889-p
De Grote Markt van Brussel door Louis Haghe (a).

Maar ze blijft zich gedragen als de primadonna die ze is. De avond van 14 september zingt ze samen met haar collega Maria Caradori-Allan (1800-1865) een duet uit Andronico van Mercadante. De twee zangeressen gaan tot het uiterste om elkaar te overtroeven en, zoals verwacht, eisen de enthousiaste toehoorders een encore.

Aan dirigent Sir George Smart zegt Maria: ‘Als ik nu nog zing, ben ik dood’. ‘Doe het dan niet,’ antwoordt de ongeruste orkestleider. ‘Ik denk er niet aan, ik zing haar van de scène,’ repliceert de diva.

De volgende morgen laat Maria zich naar de kerk brengen waar ze een recital moet geven, maar daar geraakt ze niet. Haar entourage brengt haar terug naar haar hotel. Daar raakt ze in een coma en overlijdt om 23 u. 35 op 23 september 1836, vermoedelijk ten gevolge van een bloedklonter in de hersenen.

Pauline_Viardot_by_Timoleon_von_Neff
Pauline Viardot, geportretteerd door Timoleon von Neff (a).

De Bériot trekt zich enkele jaren uit het muziekleven terug, maar onderneemt dan een lange tournee door Duitsland en Oostenrijk. In 1840 hertrouwt hij met de Oostenrijkse Maria Hueber.

Drie jaar later krijgt hij een aanstelling tot hoofddocent viool aan het Conservatorium van Brussel. Hij legt er de basis voor wat de geschiedenis ingaat als de ‘Frans-Belgische’ vioolschool.

Hij schrijft een tiental vioolconcerti en een heleboel ‘kleiner’ werk. Vanaf 1858 gaan zijn ogen sterk achteruit en in 1858 wordt hij volledig blind. Maar dat belet hem niet om voort te componeren. Hij overlijdt in 1870 op achtenzestigjarige leeftijd in zijn geboortestad Leuven en wordt in Laken naast Maria begraven.

Maria’s zus Pauline die lange tijd gedroomd heeft van een carrière als pianiste debuteert als zangeres met een concert in Brussel. Het jaar daarop staat ze voor het eerst op de planken in Londen.

Pauline Viardot raakt bevriend met de schrijfster George Sand en beleeft een decennialange passionele aanuit relatie met de Russische romancier Ivan Toergenjew. In tegenstelling tot Maria wordt ze stokoud worden en beleeft de dageraad van de 20ste eeuw.

Muziek – “Zémire et Azor” (1771) van de Luikse componist André Ernest Modeste Grétry (1741-1813)

André Ernest Modeste Grétry.

André Modeste Grétry werd op 8 februari 1741 in Luik geboren als zoon van de violist François Pascal Grétry, verbonden aan de Saint-Martinkerk. André Modeste kreeg van hem zijn eerste muziekonderricht. Later werd hij koorknaap in de Saint-Denis en studeerde zang en viool. Bij Nicholas Rennekin, organist van de Saint-Pierre, vervolmaakte hij zich in harmonie en compositie.

In 1759 kreeg André Modeste een beurs die hem toeliet aan het Luiks College in Rome te studeren. Omdat het hem daar niet beviel, trok hij naar Bologna. Daar bereidde Padre Martini hem voor op het examen aan de Academie dei Filarmonici. In 1766 vestigde Grétry zich als muziekleraar in Genève en maakte er kennis met de Franse opera. Zijn eigen Isabelle et Gertrude kende zo’n grote bijval, dat hij zijn geluk in Parijs ging beproeven. Na Les Mariages Samnites volgden vijftig opera’s die Grétry beroemder maakten dan Mozart.

Grétry wist de stijl van de opera buffa aan te passen aan de prosodie van het Frans; zo maakte hij van de stroeve opéra comique een levendig, expressief genre. Vele van zijn aria’s werden hits, die men tot diep in de 19de eeuw zong, ook buiten de schouwburg. Bovendien had Grétry een gelukkige hand bij de keuze van librettisten. De naam Jean-François Marmontel blijft onverbrekelijk verbonden aan zijn eerste triomfen.

Jean-François Marmontel.

Marmontel werd in 1723 geboren. Ook hij vestigde zich in Parijs, waar hij aan een vruchtbare literaire carrière begon. Marmontel schreef toneel, poëzie, historische werken, libretti en werkte mee aan de Encyclopédie van Diderot en D’Alembert. Zijn Contes moraux genoten veel bijval en verzekerden hem van een zetel in de Académie française.

De opera of “comédie-ballet” Zémire et Azor vertelt het toen bijzonder populaire verhaal van de Schone en het Beest. La Belle et la Bête is geen volksverhaal, maar een kunstsprookje voor kinderen. Het verscheen omstreeks 1750 in een bundel van de prinses van Beaumont.

Voor haar verhaal over de nobele koopmansdochter en de betoverde prins putte Madame de Beaumont inspiratie uit de komedie Amour par Amour van de edelman Nivelle de la Chaussée. Ook Marmontel laafde zich aan die bron: in navolging van Nivelle situeerde hij het verhaal in een imaginair Midden-Oosten; hij ontleende ook de naam van de hoofdpersonen aan hem.

 Gedenksteen in de gevel van het geboortehuis van Grétry in Luik.

Als vertegenwoordiger van de “kleine” Verlichting – auteurs die groot noch origineel waren, maar die de ideeën van de philosophes voor een breed publiek begrijpelijk maakten – liet Marmontel niet na vooruitstrevende denkbeelden in zijn libretti te verwerken. Zo ook in Zémire et Azor.

Sander, Zémires vader, wil zijn dochter niet aan het monster Azor uitleveren en besluit zich in haar plaats op te offeren.  Hij vraagt zijn drie dochters, voor wie hij zijn voornemen geheim houdt, genoegen te nemen met hun liefde voor elkaar en een “vie obscure, honnête et sage”.

De liefde die Zémire opvat voor Azor vindt haar oorsprong niet in seksuele aantrekkingskracht, maar in medelijden en achting voor Azors nobele karakter. Kortom, iemand inborst is belangrijk, niet hoe hij eruitziet. Met die les zitten we niet zozeer in de romantiek, die aanvankelijk ruimte liet voor noodlottige passies, maar in de gezapige ideeënwereld van de Biedermeier.

Op het eerste gezicht verwonderlijk, want Zémire et Azor ging lang voor de Franse revolutie in première en Grétry kende in heel Europa succes bij een aristocratisch publiek. Wanneer de verdorven markiezin van Merteuil en de burggraaf van Valmont de opera bezochten, luisterden zij er waarschijnlijk naar een opera van Grétry, en dit terwijl hun geestelijke vader, de schrijver P.A.F. Choderlos de Laclos een even grote moralist was als Marmontel, en even deugdzaam als Sander.

“Zémire et Azor” door de Opéra Royal de Wallonie in Luik.

In de tweede helft van de 18de eeuw raakte een groot deel van de adel, o.m. door toedoen van filosofen en moralisten, doordrongen van burgerlijke waarden, zoals de Franse historicus Guy Chaussinand-Nogaret uiteenzet in zijn boek La Noblesse au dix-huitième Siècle.

De creatie van Zémire et Azor vond op 9 november 1771 plaats in Fontainebleau, aan het hof. Madame Campan vertelt in haar Mémoires sur la Vie privée de Marie-Antoinette hoe de latere koningin Grétry en Marmontel daags nadien in de galerij van het kasteel ontmoette en de componist lof toezwaaide:

“[elle] lui dit que, dans la nuit, elle avait songé à l’effet enchanteur du trio du père et des trois soeurs de Zémire derrière le miroir magique, et poursuivit son chemin après ce compliment.”

De schrijfster voegt eraan toe:  “Grétry, transporté de joie, prend dans ses bras Marmontel: ,Ah, mon ami,’ s’écrie-t-il, ‘voilà de quoi faire d’excellente musique…’ ‘Et de détestables paroles,’ reprit froidement Marmontel, à qui sa Majesté n’avait pas adressé un mot.”

Deze opname van “Zémire et Azor” dateert van 1974, maar is nog altijd de mooiste die ik ken.

 Diderot schreef in zijn recensie van Zémire et Azor dat de “charmante” Grétry voor Frankrijk een “Godsgeschenk” was. De Engelse musicoloog en organist Charles Burney – vader van de romancière Fanny Burney die in 1778 debuteerde met de roman Evelina, waarin herhaaldelijk sprake is van het (Engelse) operagebeuren – noteerde in zijn Reisjournaal:

“De muziek van deze opera is […] bewonderenswaardig. De ouverture is levendig en effectvol; de symfonische tussenspelen lopen over van nieuwe ideeën en bevatten mooie beelden. De begeleiding is rijk, ingenieus en transparant, wanneer men deze laatste uitdrukking gebruiken mag om te zeggen dat zij de aria’s niet dooddrukt, maar ze integendeel meer reliëf geeft.”

Tussen zijn creatie en 1827 beleefde Zémire et Azor in de Franse hoofdstad 468 opvoeringen. Ook in de provincie en in het buitenland, noteerde Grétry in zijn Mémoires, bracht de opera het budget van talrijke theaterdirecteurs in evenwicht. Een reiziger hoorde Zémire et Azor tijdens een Duitse jaarmarkt op één dag door drie gezelschappen opvoeren, eerst in het Nederlands (!), dan in het Duits en tenslotte in het Frans.

In juli 1772 opende Zémire et Azor in de Brusselse Munt; twee en een half jaar later ging de opera in première in Sint-Petersburg. In 1782 opende men er het nieuwe Petrovskytheater in Moskou mee. Van het libretto verschenen twee Russische vertalingen. En in het sterfhuis van Mozart vond met een partituur die de meester had meegebracht van zijn laatste reis naar Parijs in 1778.

De Opéra Royal de Wallonie met op de voorgrond het standbeeld van Grétry.

Waaraan was dat langdurige succes te danken? De Mercure de France schreef in januari 1772:

“Ce spectacle charmant est dans un genre qui plait à l’imagination ainsi qu’aux yeux et intéresse le coeur; la musique en est délicieuse; et toujours vraie, sentie et raisonnée, elle rend toutes les affections de l’âme. Il faudrait citer tous les morceaux pour en faire le juste éloge.”

Daar zit veel waars in. Grétry gaf in Zémire et Azor blijk van originaliteit en een groot gevoel voor dramatiek. Beter dan wie ook wist hij dat hij muziek-theater maakte. De ouverture staat niet los van de opera; tijdens het larghetto begint het onweer waardoor Sander en zijn knecht Ali het paleis van Azor binnenvluchten; hiermee verzon Grétry, nauwelijks dertig, iets wat Gluck pas in 1779 zou overdoen in zijn meesterwerk Iphigénie en Tauride.

Het orkest begeleidt de zangers niet alleen; de symfonische entr’actes dragen bij tot de ontwikkeling van het verhaal. Grétry maakte gebruik van het orkest om te laten horen dat wat de personages zongen, niet altijd met de waarheid strookt. Er is een schrille discrepantie tussen de tekst van Ali, die beweert dat het onweer voorbij is, en het orkest dat het noodweer in al zijn hevigheid laat horen.

Bij de scène met het magische schilderij, waarmee Azor aan Zémire haar treurende vader en zusters laat zien, doet Grétry achter het toneel twee klarinetten, twee hoorns en twee fagotten klinken om het bovennatuurlijke karakter van het tafereel hoorbaar te maken. Het duo van Sander en Ali in het eerste bedrijf, is een meesterwerkje; zo ook het trio van Sanders dochters, die op de thuiskomst van hun vader wachten. Dat laatste is met zijn Mozartiaanse allure zonder voorgaande in de geschiedenis van de opéra comique.