Inventariseren voor de lezer

Het archief van Hubert Lampo overbracht naar het Letterenhuis

De trap van het Letterenhuis (foto Jan Lampo).

Ik heb het archief van mijn vader overgebracht naar het Letterenhuis. Het was de hoogste tijd en het is wat hij zelf had gewild. Daar ben ik het nu aan het inventariseren. Dat betekent: alles bekijken, ordenen, verpakken en beschrijven in de database.

Het is min of meer toeval dat ik na avonturen in andere stedelijke instituten – ik vermijd het woord “instellingen” – zeventien jaar geleden in datzelfde Letterenhuis terechtkwam. Een en ander staat dus los van het feit dat ik (samen met mijn zus) de erfgenaam werd van het Lampo-archief. Het betekent wel dat ik nu met de nodige kennis van zaken van start kon gaan.

Handschriften

Het Letterenhuis is de archiefinstelling die archieven van Vlaamse schrijvers, literaire tijdschriften en verenigingen enz. verzamelt en ontsluit. Het is de tegenhanger van het Literatuurmuseum in Den Haag, waarvoor het destijds trouwens als voorbeeld fungeerde. Het archiefmateriaal kan, mits toelating van de “archiefvormer” of zijn erfgenamen, door iedereen bekeken worden in de leeszaal.

Mijn pa bracht er destijds zelf al een flink deel van zijn papieren onder – het Letterenhuis heette toen nog Archief en Museum van het Vlaams Cultuurleven of AMVC. Zo komt het dat zijn handschriften er bijna allemaal berusten, samen met de briefwisseling van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, waarvan hij tot 1965 redactiesecretaris was.

Mijn werkplek (foto Jan Lampo).

Wat ik nu naar het Letterenhuis heb gesleept, is dus al de rest. En dat is veel: meer dan dertig grote verhuisdozen, goed voor een paar kubieke meter. Straks worden dat zo’n vijftig strekkende meter, denk ik. Maar het is altijd moeilijk om dat precies te voorspellen. Een voorbeeld: als er in het archief vijf exemplaren zitten van een tijdschriftnummer met een interview, bewaar ik er daarvan maar één, wat het volume doet krimpen. Tegelijk verpak brieven per correspondent in mapjes van zuurvrij papier – wij spreken van “hemdjes” – wat het volume weer doet toenemen.

Brieven

Het archief van Vader Lampo, niét zijn bibliotheek. Een deel van daarvan hebben wij zelf nog, maar zeker 90 procent is ondergebracht in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (vroeger de Antwerpse Stadsbibliotheek, die als decor fungeert in De Komst van Joachim Stiller). De database van de Erfgoedbibliotheek laat de gebruiker toe te zien welke boeken zich in de verzameling van mijn pa bevonden.

Een schrijversarchief, waaruit bestaat dat?

Uit brieven, dat spreekt. Mijn vader behoorde nog tot een generatie die voor belangrijke mededelingen naar de pen greep of in de schrijfmachine klom. De telefoon was natuurlijk al een voornaam communicatiemiddel, maar hij werd niet voor alles gebruikt. Telefoneren naar andere “telefoonzones” en zeker naar het buitenland, was een dure, soms omslachtige aangelegenheid.

Hubert Lampo bij het Antwerpse Vleeshuis, ca. 1980.

Maar er zijn ook handschriften. Zoals gezegd, ligt een aantal al lang in het Letterenhuis, maar ik heb er ook een aantal “nieuwe” gevonden. Meestal gaat het om kortere manu- of typoscripten van artikels, luisterspelen, toespraken, maçonnieke bouwstukken en televisie- of filmscenario’s.

Krantenartikels

Voorts omvat een schrijversarchief bijna altijd een groot aantal kranten- en weekbladknipsels van recensies, interviews en reportages. De meeste schrijvers houden scrupuleus bij wat over hen verschijnt. Vooral in de oorlog en in de jaren 1950 en 1960 knipte mijn vader artikels over zijn werk uit en plakte ze op bladen die hij in ordners stak. Recentere knipsels steek ik nu in chronologische of thematische mappen.

Daarnaast verzamelde het Letterenhuis vroeger zelf systematisch zoveel mogelijk artikels die van en over Vlaamse schrijvers van de pers kwamen. Soms is het dus dubbelop. De mappen die in de loop der jaren in het Letterenhuis zelf zijn samengesteld, hebben het voordeel dat ze per titel van het besproken boek werden geordend. Een tweede reeks bevat dan weer al de bijdragen die Lampo van ca. 1946 tot 1965 publiceerde in de krant Volksgazet.

Stukwerk

En dan is er de lastige categorie van de documenten. Zo noemen wij gemakshalve alle drukwerk dat geen knipsel is – van overdrukken van artikels uit literaire of wetenschappelijke tijdschriften over gedrukte invitaties tot persoonlijke documenten zoals lidkaarten, paspoorten enz. die een zeker biografisch belang hebben.

Vroeger werden die dingen allemaal apart opgeborgen – handschriften in blauwe mappen, brieven in oranje, knipsels in gele en documenten in roze mappen. Maar van die aanpak zijn we afgestapt. In principe moet een archief in zijn “oorspronkelijke staat”, of nog zoals het “organisch gegroeid  is” worden bewaard.

Ward Ruyslinck en Hubert Lampo, ca. 1980.

Jammer genoeg gaat dat alleen goed met archieven van administraties, niet met die van personen, omdat die laatsten doorgaans minder systematisch tewerk gaan. Als literaire archiefinstelling kun je vaak niet anders dan een soort reconstructie doorvoeren die de groei van een archief zoveel mogelijk respecteert, maar het archief ook begrijpelijk maakt voor onderzoekers. De inventarisatie van een archief is stukwerk; elk archief is anders. Er zijn leidende principes, maar geen draaiboek dat je blindelings kunt volgen.

Het archief van Hubert Lampo is momenteel nog work in progress – ik kan het ook niet helpen. Wat volgt is bijgevolg een momentopname van wat mij tot nu toe is opgevallen of verrast heeft. Volledigheid is voor later. 

Brief aan Frans Dille

Brieven, om te beginnen. Sommige brieven van en aan mijn pa – over lezingen, signeersessies, bijdragen aan gelegenheidspublicaties enz. – zijn doorgaans beknopt en zakelijk, maar bieden wel een unieke inkijk in zijn publieke rol en optredens.

Mijn vader maakte zeker niet van al zijn eigen brieven een doorslagje of een fotokopie. Zo komt het dat veel van de door hem geschreven missives in de archieven van anderen zitten – maar veel van die archieven berusten natuurlijk ook in het Letterenhuis. Dankzij de database is het simpel om ze te vinden. Dit impliceert dat er in de nabije of minder nabije toekomst nog een heleboel correspondentie kan opduiken.

Hubert Lampo in Avebury, Wiltshire, 1970.

Terwijl ik brieven in zuurvrije mapjes stop, verschijnt de jonge stagiaire Chloë van Gelder, die een verdieping hoger het archief van de Antwerpse tekenaar en graficus Frans Dille ordent.

“Kijk,” zegt ze, “ik heb een brief van je vader gevonden!”.

Die brief is het eerste materiële bewijs van de buitenechtelijke liefdesaffaire die mijn pa had toen ik werd verwekt. Ja, soms kan archief confronterend zijn. Maar dat is persoonlijke petite histoire; laat mij er voor de histoire littéraire aan toevoegen dat de mevrouw in kwestie model stond voor de “heks” Gilberte Schoonkindt in De Heks en de Archeoloog

Gelukkig kan zijn er ook serieuze dingen die ik al kan signaleren. Mijn vader correspondeerde intens met de Vlaamse schrijver Piet van Aken, een generatiegenoot die destijds grote bekendheid verwierf met sociaal geëngageerde romans en novellen over het leven in de Rupelstreek – een gebied met veel steenbakkerijen, zo’n vijftien kilometer ten zuiden van Antwerpen.

Marnix Gijsen

De twee leerden elkaar kennen tijdens de oorlog, toen ze elk aan hun eerste boek werkten. Vooral dit oudste deel van de correspondentie is buitengewoon interessant. Het is erg persoonlijk en belicht tegelijk de literaire aspiraties en ambities van de briefschrijvers. Van Aken is ook de inspiratiebron voor de schrijver Peter van Keulen, wiens uitvaart beschreven wordt in Lampo’s roman De Elfenkoningin.

Hubert Lampo in zijn werkkamer aan de Antwerpsesteenweg in Hoboken, ca. 1964.

Vriendschappelijke briefwisseling is er ook met andere auteurs. Een van mijn vaders trouwste correspondenten was uiteraard die andere magisch-realist, Johan Daisne. Er zijn ook talrijke brieven van Jan-Albert Goris, alias Marnix Gijsen, van Gerard Walschap en van Ivo Michiels. Onder mijn vaders pennenvrienden vinden we ook de Vlamingen Walter van den Broeck, Marc Andries, Hendri-Floris Jespers, Alstein, Paul de Wispelaere en de Nederlander Barend Roest-Crollius, om er maar enkelen te noemen.

Wat mij tot nu toe het meest verraste, was een telegram waarmee Hugo Claus mijn pa bedankt voor zijn positieve recensie over De Verwondering en een handgeschreven brief van Jeroen Brouwers over Roger van de Velde.

Roger van de Velde

Roger van de Velde was een Vlaams journalist en schrijver die na een maagoperatie verslaafd raakte aan de pijnstiller Palfium. Toen het middel hem niet langer werd voorgeschreven, probeerde hij er op allerlei manieren aan te komen. Hij kwam in de gevangenis terecht en daar mocht hij niet schrijven. Dat leidde tot protest van de literaire wereld. Uiteindelijk kwam Van de Velde vrij, maar hij stierf aan een overdosis.

Er zijn uiteraard ook brieven van Van de Velde zelf, o.m. eentje waarin hij beschrijft hoe de dichter-ambtenaar Karel Jonckheere hem kwam opzoeken in de gevangenis van Merksplas.

Wees gerust, een en ander is doorgegeven aan Ellen van Pelt, de biografe van Roger van de Velde, die momenteel in de eindfase van haar boek zit. Het wordt ongetwijfeld een van de literair-historische pieken van volgend jaar.

Jan de Hartog en Hubert Lampo in de tuin van Hotel Geerts in Westerlo.

Wie behoort er nog tot mijn vaders correspondenten? Vlijtige briefschrijvers waren o.a. zijn Oostenrijke vertaler Paul Wimmer en de nu vergeten priester en schrijver van historische romans, Armand Boni. De laatste was een Vlaming. Maar het archief bevat ook vele epistels van Lampo’s goede Nederlands-Amerikaanse vriend Jan de Hartog en van zijn Engelse compagnon de route Colin Wilson. Lampo’s jarenlange medewerking aan het tijdschrift Bres leverde missives op van Simon Vinkenoog.

Talrijk zijn de brieven van vertalers, inderdaad – ik denk vooral aan de Zuid-Afrikaan Herman Engelbrecht, aan de schrijfgrage Wimmer en aan de onvolprezen Xavier Hanotte. Er zijn ook vertalers bij wier vlijtige pogingen nooit het licht hebben zagen – gelukkig maar, denk ik soms.

Uitgevers

Van groot belang zijn uiteraard de vele brieven van en aan uitgevers. De uitgebreide correspondentie tussen Lampo, Elsevier, Manteau en A.A.M. Stols uit 1952-53 laat bijvoorbeeld toe om het hele proces te volgen waardoor mijn vader begin jaren vijftig definitief bij een Nederlandse uitgever belandde (zie hierover de post Misverstand in het Noorden op deze blog).

Hubert Lampo aan de Schelde in Antwerpen, ca. 1985.

Nog talrijker zijn de brieven van en aan de Amsterdamse uitgeverij Meulenhoff waar later al zijn werk verscheen. Naast zakelijke brieven, contracten en afrekeningen is er de persoonlijke correspondentie met uitgever Laurens van Krevelen, die een goede vriend werd.

Ik denk nu al dat van maar weinig schrijvers de relatie met hun uitgevers zo grondig gedocumenteerd is.   

Walter van den Broeck

De correspondentie met o.a. Maria Rosseels en Gaston Durnez, die mijn pa kende uit zijn journalistentijd, illustreert dat hij in de jaren 1960 gewonnen was voor een toenadering tussen gelovigen en ongelovigen. Dat was toen in Vlaanderen een item.

Het lijkt er op dat De Komst van Joachim Stiller ook nogal wat mensen de indruk gaf dat Vader Lampo zelf katholiek of toch “religieus” was geworden. Quod non. Maar hij was in hun ogen bekend genoeg om het hof te maken als “goeie” vrijzinnige – men mag niet vergeten dat roomse journalisten en critici ook de militant antigodsdienstige Gerard Walschap tot vervelens toe bleven opvoeren als een verloren schaap dat, wie weet, tot de stal kon worden teruggeleid.

Hubert Lampo bij het kasteel van Grobbendonk.

Walter van den Broeck, die lange tijd goed bevriend was met mijn pa, durfde het af en toe aan om hem – op een in mijn ogen  hartverwarmende manier – te kapittelen. Ooit schreef hij hem (ik parafraseer) “je moet niet zo verbaasd zijn over het feit dat links niet van je houdt, je hebt ook zoveel rechtse vrienden”.

Wankel evenwicht

Dat is niet helemaal juist, in die zin dat nogal wat jonge linkse schrijvers al lang daarvoor (en dus zeker niet daarom) een bloedhekel hadden aan mijn pa. Denk maar aan de “communistische” poëet in Idomeneia en de Kentaur of aan de medewerkers van het tijdschrift Atomium in De Komst van Joachim Stiller. De lui die voor hen model stonden, opereerden in de jaren 1950. Maar de katholieke toenaderingspogingen, gecombineerd met die van enkele figuren met een bedenkelijk oorlogsverleden, speelden wel een rol.

Mijn pa was zeker een tolerant en vergevingsgezind mens. En het is moeilijk om niet te bezwijken voor iemands vriendelijkheid als uitgerekend je “natuurlijke” medestanders je en bloc laten vallen.

Wat mij niet belet om af en toe met mijn tenen te krullen.

Hubert Lampo en Harry Kümel, 1975.

De brieven die mijn vader zelf schreef, bewijzen dat hij gebukt ging over het schervengericht waarvan hij het slachtoffer was. Voor iemand met een toch al niet zo geweldig zelfbeeld en een bij momenten wankel psychisch evenwicht was dat noodlottig. Het joeg hem angst aan en maakte hem rancuneus.

Scholieren

Zijn onvermogen om met een en ander om te gaan werd bovendien versterkt – ik ben geneigd te schrijven: geëxploiteerd – door zijn vrouw Lucia die hem stimuleerde zijn ongenoegen publiekelijk te uiten en hem zo in een nog groter isolement deed belanden. 

Tsk, tsk, tsk.

De brieven van assertieve Vlaamse en Nederlandse scholieren die vragen stelden om werkjes over de schrijver rond te krijgen, stop ik allemaal in een dikke map. Het zijn er veel. Maar de volwassen fanmail – ook weer opvallend vaak van Nederlandse lezers – rangschik ik wel per correspondent. Het zijn soms erg emotionele getuigenissen over het belang dat het werk van mijn pa voor hen had.

Hubert Lampo, omstreeks 1993 (foto Marc Cels).

Waar ik persoonlijk het meest van houd, zijn handschriften van romans, verhalen, opstellen en artikels. Met hun aanvullingen en verbeteringen geven ze de stadia van het schrijfproces weer en dat is bijzonder boeiend.

Mijn vader werkte, zeker tot omstreeks 1980, hard op zijn handschriften. Van zijn eerste romans zijn er handgeschreven kladversies, gevolgd door minstens twee typoscripten met verbeteringen. En vaak ook nog grondig gecorrigeerde drukproeven.

“Papierarbeiter”

Literatuurwetenschappers die zich bezighouden met “tekstgenese”, spreken over Kopfarbeiter en Papierarbeiter. De eersten zijn de schrijvers die hun tekst grotendeels in hun hoofd hebben zitten voor ze hem aan het papier toevertrouwen; de tweede groep bestaat uit de auteurs die spontaner schrijven, maar zichzelf met schrappingen en allerlei verbeteringen op papier tot de orde roepen. Mijn pa was ongetwijfeld een Papierarbeiter – dat ben ik zelf trouwens ook, al heb ik natuurlijk een pc.

Hubert Lampo en Marc Andries in Grobbendonk.

Later werkte Lampo Senior direct op de machine. Maar achteraf ging hij zijn typoscripten wel te lijf met rode, groene en blauwe balpen of viltstift; dikwijls gebruikte hij plakband om stukken papier met toevoegingen aan een pagina te plakken. Het mooiste voorbeeld is het manuscript van de essaybundel De Zwanen van Stonehenge. Terwijl hij aan dat boek werkte, plakte hij soms drie A4-velletjes aan elkaar; je kunt ze helemaal uitvouwen.

Ik zei dat de belangrijkste handschriften al lang in het Letterenhuis berusten. Daar liggen ze te wachten op studenten editiewetenschap en tekstgenese. Maar twee romans en enkele verhalen van mijn vader werden ook verfilmd. Dat leidde – behalve in het geval van Nico Crama’s vroege kortfilm naar het verhaal Oponthoud in Walsoorden – tot epische conflicten.

TV-programma’s

De pakken brieven, interviews en krantenknipsels bieden inzicht in de moeilijkheden die voortvloeiden uit het feit dat de prille Vlaamse film een soort monopolie was van sommige kineasten en producenten. Harry Kümel, die zijn verfilming van De Komst van Joachim Stiller uiteindelijk toch tot een goed einde wist te brengen, kan daar zeker meer over vertellen.

Hubert Lampo en Colin Wilson.

Ook van televisieprogramma’s zoals Ten Huize van Hubert Lampo, In de voetsporen van Hubert Lampo en het door hemzelf geschreven Arthur, zijn er scenario’s en draaiboeken – zij het dat het vooral om getypte en gestencilde exemplaren gaat. De nooit gerealiseerde documentaire Flandria Fantastica van Vader Lampo en Harry Kümel leverde ook heel wat papier op. Jammer dat het scenario uiteindelijk niet tot een boek heeft geleid…

Er zijn ook verschillende stadia van enkele interviewboeken mijn pa (van de hand van derden) en uiteraard een heleboel manuscripten die hem werden toegestuurd – en die soms het onderwerp werden van een opstel.

Shakespeare

Zo heb ik me groen geërgerd aan de ogenschijnlijk heel serieuze, maar in werkelijkheid volstrekt rocamboleske teksten van de heer Bergschneider – u weet wel, de man met de theorie dat Shakespeare eigenlijk een Antwerpenaar was. Ik begrijp best dat vader Lampo gefascineerd was door die snuiter, maar ik betreur tegelijk dat hij hem in De Neus van Cleopatra zo’n groot podium heeft geboden.  

Maar goed, zonen hoeven het niet over alles met hun vader eens te zijn. Wat er ook van zij, mijn werk aan zijn archief is in zekere zin een Vatersuche, dat kan niet anders. Maar het biedt ook inzicht in een oeuvre en in een leven die in vele opzichten uitzonderlijk waren en die mij, onvermijdelijk, erg “nabij” zijn. Nu maar hopen dat de mensen die nieuwsgierig zouden moeten worden, dat ook doen.

Drie romans van Hubert Lampo als e-book bij Meulenhoff

De komst van Joachim Stiller

De komst van Joachim Stiller verscheen voor het eerst in 1960, en is sindsdien uitgegroeid tot een van de grote klassiekers van de Nederlandse literatuur. Het is de indrukwekkende en raadselachtige geschiedenis van journalist Freek Groeneveld en zijn geliefde Simone Marijnissen, die voorspellende boodschappen ontvangen van Stiller, de mysterieuze hoofdpersoon. Zijn zij het slachtoffer van een practical joke? Van een geestelijk gestoorde?

Uitgave: Gebonden met stofomslag Prijs: € 17,95
Ook verschenen als:

Delen

Share on twitter                          Share on hyves                          Share on facebook 

Terugkeer naar Atlantis

Na het overlijden van zijn moeder komt de Vlaamse arts Christiaan Dewandelaer erachter dat zijn vader niet is overleden, zoals hij altijd heeft gedacht, maar met de noorderzon vertrokken. Als hij gaat graven in het verleden ontdekt hij steeds meer over de geheimzinnige verdwijning van zijn vader en diens grenzeloze belangstelling voor het verdwenen eiland Atlantis. Maar terwijl hij door zijn jeugd grasduint komen er ook herinneringen naar boven aan Eveline, zijn eerste vriendinnetje. Hij realiseert zich dat zij het enige meisje is waarvan hij ooit heeft gehouden en besluit haar op te zoeken.

Bestel deze titel

Uitgave: e-book met social drm Prijs: € 9,99

Delen

Share on twitter                          Share on hyves                          Share on facebook 

Een geur van sandelhout

Hubert Lampo

Met twee vrienden uit de film- en televisiewereld keert een schrijver ’s nachts terug uit Parijs. Als hij afscheid van hen heeft genomen wordt hij plots gegrepen door een ander bestaan. Zo beleeft hij gedurende enkele uren een leven dat hij, als de omstandigheden anders waren geweest, geleid zou kunnen hebben.

Een geur van sandelhout is een verrassende roman over de gevolgen van verschillende werkelijkheden die door elkaar heen lopen.

Hubert Lampo (1920-2006) debuteerde op tweeëntwintigjarige leeftijd en brak door met met De komst van Joachim Stiller (1960). Zijn werk is vertaald in het Engels, Hongaars, Zweeds, Pools, Spaans, Tsjechisch, Russisch, Italiaans en Portugees.

Bestel deze titel

Uitgave: e-book met social drm Prijs: € 9,99

Delen

Share on twitter                          Share on hyves                          Share on facebook