Ik ben zestig geworden. Daar sta je zelfs als oude krokodil wel even bij stil.
Ja, dit rijmt, en nee, dat was mijn bedoeling niet.
Bibliotheken behoren tot mijn oudste en liefste herinneringen. Als kleuter werd ik meegenomen naar een klein filiaal van de openbare bibliotheken op het Kiel in Antwerpen. Dat was toen nog een witte buurt, die enthousiast surfte op de golf van toenemende welvaart omstreeks 1960.
Een boekje dat op de een of andere manier nooit werd teruggebracht (en dat nog altijd in een doos op zolder zit) ging over een zebra die zijn streepjesvel kon uittrekken als een pyjama.
Intussen was men aan de voet van ons flatgebouw druk in de weer met de nieuwe bibliotheek aan de Schijfstraat. Het gedoe van grondwerkers en metselaars, elf verdiepingen beneden onze woonkamer, deed mij dromen van een carrière in de bouw (daarvoor wilde ik brandweerman worden). Het is anders gelopen.
We verhuisden naar de voorstad Hoboken en daar ging ik naar de bibliotheek in de conciërgewoning van mijn eigen lagere gemeenteschooltje.
De conciërge, een lieve mevrouw die een soort moederrol vervulde in een jongensschool met alleen mannelijke leerkrachten, was ook de bibliothecaris. Vermoedelijk beantwoordde ze niet aan hedendaagse professionele standaarden, maar het was een plezier om bij haar om boeken te gaan.
boeken waren, buiten de klas, alleen voor het plezier. Ik was een van de gelukkige kinderen aan wie nooit werd gezegd: “Legt dien boek weg en gaat buiten spelen, dat is veel gezonder”. Zodra ik gedrukte lettertjes onder de knie had, was ik niet meer te stoppen.
Na een volgende verhuizing – ik was intussen tien of zo – belandden mijn moeder en ik terug op Antwerps grondgebied en bezocht ik een heuse parochiebibliotheek. Daar werkte een al wat oudere, manke bibliothecaris, die mij probeerde te winnen voor jeugdliteratuur met een katholiek tintje.
Zo leerde ik dat in Vlaanderen eigenlijk van alles een katholieke en een vrijzinnige versie bestaat.
Een paar jaar later ontleende ik toneelstukken van Jean-Paul Sartre in de oude Volksbibliotheek aan de Blindestraat (de grootmoeder van de huidige Permekebibliotheek).
Ik droomde nu van een loopbaan als schrijver en zag mezelf al wonen in een grote, kale leefzolder met een indrukwekkende stereoketen en een breed bed om te delen met mijn vele veroveringen. Ook dat pakte anders uit.
En als student leerde ik de Stadsbibliotheek kennen, vandaag de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. Daar ben ik, zij het met tussenpozen, niet meer weg te slaan. Zeggen dat het mijn “tweede thuis” is, zou overdreven zijn en het Letterenhuis en enkele koffiehuizen onrecht aandoen. Maar van alle gebouwen waarvan in de kronkels van mijn oude krokodillenbrein een maquette staat, is ze toch wel het belangrijkste.
Als ik sterf – liefst zo laat mogelijk – laat het dan snel zijn, tussen de boeken.
Verschenen in Meta
Krokodil? Ja! Maar oud? Beste wensen!