Geachte Heer Lampo,
Er zijn allerlei manieren om op een stellingname te reageren. Je hebt mensen die in jubelen uitbarsten. Je hebt er die gif spuiten. Je hebt er die niets van de stelling begrijpen. Maar een vierde reactie is mogelijk.
Die komt van mensen zoals u, die ernstig ingaan op argumenten, die het oneens kunnen zijn, maar die zich de moeite getroosten ook uit te leggen waarom. Reacties van de laatste soort komen helaas te weinig voor. Ik dank u dus uit de grond van mijn hart voor uw oratie, ook al zijn we het vaak niet eens.
Sta me toe op enkele van uw opmerkingen in te gaan.
1. Mijn walging: die is hoogst persoonlijk. Ik ben er me niet van bewust dat zij eigen zou zijn aan mijn generatie en het zij verre van mij ze bij de categorie universele waarheden onder te brengen. Nee hoor, niemand hoeft mijn walging te delen.
2. Ik ben het met u eens dat men een romancier niet alleen mag beoordelen op zijn stijl. Twee opmerkingen daarbij: ten eerste, wat ik van Conscience heb gelezen overtuigd me niet van zijn vermogen om een goed verhaal te vertellen, maar misschien kan iemand me de juiste boeken aanraden, het werk van Conscience is groot genoeg. Ten tweede, er zijn grenzen. Als de stijl werkelijk vreselijk is, schaadt de stijl het verhaal. Ik maak overigens in mijn betoog de opmerking dat mensen misschien dwars door de stijl van Conscience heen konden lezen.
3. Ik doe niet alsof Conscience de hele Europese literatuur in huis had. Ik zeg dat hij de Nederlandse literatuur blijkbaar niet kende. Maar, zoals u het zelf aangeeft, hij kende wel degelijk boeken uit andere taalgebieden, o.m.. Walter Scott (alla, misschien één boek, maar toch).
4. Schrijftaal is inderdaad altijd kunstmatig. Dialect schrijven is problematisch, ik heb het zelf geprobeerd (in het Brussels). Maar waarom zou Conscience in zijn tijd geen taal hebben kunnen hanteren die dichter stond bij zijn ongetwijfeld krachtige Antwerps? In West-Vlaanderen heeft iemand als Omer Karel de Laey (toegegeven, iets later, hij leefde van 1876 tot 1909) wel zoiets gedaan in zijn kleine gedichten. De taal van De Laey is naar alle waarschijnlijkheid ook geconstrueerd, maar ze blijft tot vandaag springlevend. Over Guido Gezelle wil ik het hier niet hebben omdat hij buiten alle categorieën valt. Gezelle was een poëtisch genie van Europees formaat.
5. En ja, Multatuli. Waren de voorbeelden in Nederland ten tijde van Multatuli zo geweldig? De tijd van Vondel en Bredero was al een paar honderd jaar voorbij. U zegt terecht dat de hedendaagse lezer voor Oltmans of Van Lennep (die laatste vernoem ik ook) hogere drempels over moet dan voor pakweg Stendhal of Dickens. Met Max Havelaar staat Multatuli in 1860 eenzaam te schitteren en hij schittert tot vandaag. Leg een bladzijde van Multatuli naast een bladzijde van Conscience en je weet toch genoeg. U zegt dat het Nederlands sterker geëvolueerd is dan andere talen. Schreef Multatuli dan een Nederlands dat zo modern was dat zijn tijdgenoten het niet konden begrijpen? Als je de reacties op Max Havelaar bekijkt, kun je onmogelijk zoiets concluderen. Welnu, Multatuli is óók van ons omdat wij met de Nederlanders één en dezelfde taal delen. Dat oude flamingantische standpunt blijf ik verdedigen tot de laatste snik.
6. Charles de Coster: over hem zijn we het niet eens. Ik vind hem niet pseudo-Rabelaisiaans en ik ben een groot liefhebber van Rabelais.
Ik ben het wél met u eens dat het eigenaardige Vlaanderen dat Franstalige (Vlaamse) auteurs graag opriepen evenzeer een creatie is als het Vlaanderen van de Vlaamsgezinden. La Flandre est un songe, schreef Michel de Ghelderode. Wat ik nu zal zeggen klinkt ongeloofwaardig, maar toch is het juist. Tot op heden ontmoet ik Franstaligen die nog steeds denken dat wij, Vlamingen, allemaal in een schilderij van Bruegel wonen. Incroyable mais vrai.
Ten slotte, ik ben niet vergeten dat zowat alle ideologische winkels Tijl Uilenspiegel in de aanbieding hebben. Ik heb het in dat verband over mythevorming, andere mythevorming dan bij Conscience, zoals u terecht opmerkt, maar even goed mythevorming.
7. Wat betreft de Armeniërs. Dat u mijn argument onderuit probeert te halen door de dubieuze opvattingen van één Armeniër terloops te vermelden, vind ik niet het sterkste deel van uw betoog. Mij gaat het over een hoogst opmerkelijke en niet zo erg bekende inspanning om een heel volk te leren lezen, in de vijfde eeuw van onze jaartelling al. Ik wilde aangeven dat je meer nodig hebt dan één schrijver om grote groepen mensen te leren lezen, zeker als die een schrijver, volgens uw eigen woorden, “een ietwat zweterig respect had voor autoriteit”.
Goed, dit stuk kan nog drie keer langer worden dan het al is. Ik laat het hierbij, maar ik wil u nogmaals nadrukkelijk danken voor uw opmerkingen. Zij dwingen mij dieper na te denken en de zaken scherper te analyseren. Dat is altijd heilzaam. Misschien nog dit. Het is toch opmerkelijk hoeveel woede uitbarst (niet van uw kant, laat dat duidelijk zijn) zodra iemand over een nationale heilige durft te zeggen: Volgens mij heeft de keizer héél weinig kleren aan.
Geert van Istendael / Brussel.