Een toren van tachtig meter en honderdnegenendertig miljoen Euro is waanzin als het museum dat erin moet niet genoeg geld heeft om zijn eigen collectie fatsoenlijk te registreren. Maar moet je het museum daarom opheffen? En hoe geloofwaardig is een overheid die eerst de hoge, dure toren en luttele weken later de opheffing van het museum aankondigt?
Vlaams minister van cultuur Caroline Gennez (Vooruit) wil hedendaagse kunst in Gent, moderne in Oostende en oude in Antwerpen. Dat is zelfs in termen van city marketing flauwekul. Vlaanderen beheert maar een deeltje van het artistieke patrimonium en toeristische potentieel van die steden. Zij gaan hun licht niet opeens onder de korenmaat zetten.
Academie
Het ‘kunstencentrum’ dat Gennez in de plaats van het Antwerpse Muhka wil, roept herinneringen op aan het voormalig Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten. Dat werd eind jaren 1990 van Antwerpen naar Gent overgeheveld. Daar leidde het een nogal onopvallend bestaan als Hoger Instituut voor Schone Kunsten Vlaanderen. Vandaag is het zijn Vlaams geld kwijt. Bestaat het eigenlijk nog? Het adres op zijn website is, eigenaardig genoeg, dat van de Antwerpse Academie.
Iedere stad met een kunstopleiding heeft behoefte aan een museum voor hedendaagse kunst. Antwerpen heeft twee kunstopleidingen (en dan laat ik het Deeltijds Kunstonderwijs buiten beschouwing). Musea consacreren en canoniseren; daarom is de taak van musea voor actuele kunst extra moeilijk. Maar ze zijn nodig opdat kunstenaars er zich toe kunnen verhouden (er voorbeelden vinden, zich ertegen verzetten).
En meer nog dan (jonge) kunstenaars tellen u en ik, het publiek, dat in laatste instantie de rekeningen betaalt en in ruil daarvoor intellectuele en esthetische uitdagingen, schoonheid en informatie verwacht. In onze cultuur zijn musea, ook die van hedendaagse kunst, plekken van reflectie, bewustwording, genoegen, geborgenheid en troost. Ankerpunten.
Pompen of verzuipen
Vlaanderen is klein, maar dat kun je ook zeggen van de Nederlandse Randstad of van het Duitse Rijnland. Daar staan meer musea dan bij ons – en betere. Iedereen die te onzent in een museum (heeft ge)werkt, wéét dat Belgische cultuurbudgetten vanouds ridicuul zijn en dat het altijd ‘pompen of verzuipen’ is.
Ik ben grootgebracht met musea en ik ben (ondanks alles) dankbaar dat ik meer dan vijfentwintig jaar in een museum heb mogen werken. Maar ik heb wel met eigen ogen gezien dat de taken van musea en hun ‘planlast’ aanzienlijk uitgebreid zijn, zonder dat daar veel meer middelen tegenover staan.
Het is niet zo dat de ‘identiteit’ van een stad compleet verandert door de aan- of afwezigheid van een museum voor hedendaagse kunst. Dat Antwerpen een poel van nostalgie zou worden door de heroriëntering van het Muhka lijkt me sterk. Erfgoed staat niet voor nostalgie maar voor herinnering; zoals hedendaagse kunst helpt het ons onszelf te definiëren en onze plaats in de wereld te bepalen. In dat opzicht bestaat tussen beide geen tegenstelling.
Toch is een museumcollectie meer dan een verzameling objecten. De taal van de hedendaagse kunst in Muhka of S.M.A.K. mag dan ‘internationaal’ zijn, elke collectie heeft wortels in plaatselijke toestanden. In Antwerpen is de Muhka-verzameling ontstaan uit het streven van lokale kunstenaars, verzamelaars en curatoren eind jaren 1970 een stedelijk (!) museum voor hedendaagse kunst in het leven te roepen – meer bepaald in een oud kantoorgebouw aan de Schelde waar de jonggestorven Amerikaanse kunstenaar Gordon Matta-Clark ingrepen had uitgevoerd. Die ‘navelstreng’ doorknippen, komt neer op het uitwissen van verbanden en betekenissen, van erfgoed.
Plezier
Musea dienen het algemeen belang. Daarom is het (meestal) de overheid die ze in stand houdt. In een democratie bepalen verkozen politici welke weg die overheid inslaat. Daarbij dreigt altijd spanning tussen algemeen en politiek belang. De wereld kijkt terecht met ontzetting naar wat Trump aanricht in de Verenigde Staten. Wij, Belgen, leven in een land zonder de diepe politieke verdeeldheid en het schrijnend sociaal onrecht in Amerika. Maar ook bij ons – dat is een historisch gegeven – was en is de politiek nooit ver weg. Meer nog, is ze zowat overal.
Gennez wekt op zijn minst de indruk dat haar hertekening van het museumlandschap bedoeld is om Vooruit-schepenen in Gent (en in Mechelen) plezier te doen. Ondanks het feit dat ik een ‘generatiesocialist’ ben, kan ik mij daar als burger en kunstliefhebber niet in vinden.
De minister is niet verantwoordelijk voor wat onder haar voorgangers gebeurde. Maar als hun beleid gefaald heeft – hier een directeur met grensoverschrijdend gedrag, daar eentje die zijn museum slecht leidt – is dat sowieso de schuld van ‘de politiek’. Die heeft een en ander zo niet veroorzaakt, dan toch gedoogd. Kwestie is dan het roer om te gooien en bekwame lieden te installeren, niet een sector door elkaar te gooien en plannen te lanceren waar misschien toch weer niets van in huis komt.
De bestaande musea hebben financiële ademruimte en bekwame leidinggevenden nodig, maar ook respect voor hun opdracht. Nog te vaak zijn het kastelen van ‘hoge’ cultuur. Daar moet aan gewerkt worden, zeker, maar zonder ze hun eigenheid af te nemen of hun functie te doen verdampen.
Jan de Zutter
Op de website van het Muhka staan veel moeilijke woorden. Ook gewone, maar door de manier waarop ze gebruikt werden, zijn die ook niet meer allemaal even verstaanbaar. Dit deed me denken aan pertinente bedenkingen van oud-journalist Jan de Zutter op Facebook. Hij was woordvoerder van Europarlementslid Kathleen van Brempt en is ook een gewaardeerd kunstenaar. Over ‘hedendaagse kunst’ schrijft hij o.m.: ‘Wat ooit bedoeld was om muren af te breken, werd een beweging die hekken plaatste rond wat “toelaatbaar” was als kunst. Op die manier ontwikkelde zich een ideologisch avant-gardisme dat niet langer de macht bevroeg, maar een macht op zich werd, door bepaalde uitingen van hedendaagse kunst uit te sluiten. Een hernieuwde belangstelling van jonge kunstenaars voor figuratie, schoonheid, ambacht en dergelijke werd weggewimpeld als nostalgisch, verdacht en naïef. Zowel het MHKA als het SMAK zijn typevoorbeelden van deze orthodoxe, geïnstitutionaliseerde, ideologische avant-garde […]’.
Sommige zien dat misschien als de oratio pro domo van een figuratief kunstenaar. Maar misschien kunnen toekomstige curatoren er toch wat mee.
Bepalen wat een menselijke uiting tot ‘kunst’ maakt, is onbegonnen werk – opvattingen daarover zijn historisch en veranderlijk. Het is hoogstens mogelijk om vanuit een per definitie westers en hedendaags standpunt, na langdurige omgang met vele kunstvormen te onderkennen welke ‘vibratie’ Lascaux, Mozart, Viginia Woolf, Rothko enz. met elkaar gemeen hebben. Die oefening is belangrijker dan het ego van een museumdirecteur.
