(Verschenen in De Standaard van 27 en 28 september 2025)
Antwerps oud-cultuurschepen Philip Heylen is boos omdat het museum Éperon d’Or in Izegem de deuren sluit. Zijn familie heeft er de historische schoenencollectie van een tante ondergebracht.
“Iets schenken aan een museum dat beheerd wordt door een stad of gemeente, heeft geen enkele rechtsgeldigheid meer” zegt Heylen in het interview dat hierover verscheen. En of hij gelijk heeft. Maar de zaak-Épéron d’Or is geen alleenstaand geval.+
Hoewel Philip Heylen daar niet zelf rechtstreeks verantwoordelijk voor is, zijn in Antwerpen de voorbije decennia zomaar eventjes vijf musea gesloten. Die bevatten zonder enige twijfel allemaal collectiestukken die ooit te goeder trouw werden geschonken en vandaag verpieteren in een ontoegankelijk depot.
Smidt van Gelder
Het begon allemaal in 1987 toen een brand het Museum Ridder Smidt van Gelder aan de Belgiëlei teisterde. Het museum bevatte de kostbare privécollectie die Pieter ridder Smidt van Gelder in 1949 aan de Stad Antwerpen schonk op voorwaarde dat ze voortaan toegankelijk zou zijn. Na jaren verval en een recente restauratie staat het indrukwekkende pand intussen te huur.
Eind jaren 1990 verscheen Eric Antonis ten tonele als cultuurschepen. Hij eigende zich het idee van toenmalig burgemeester Bob Cools toe om een museum over de Antwerpse geschiedenis uit te bouwen. Aanvankelijk wilde Antonis dat onderbrengen in het Vleeshuis. Dit waardevolle historische pand herbergde een collectie toegepaste kunst en muziekinstrumenten met een nogal onduidelijk profiel. Omdat er in functie van de veiligheid te ingrijpende verbouwingswerken moesten plaatsvinden, belandde het plan in de prullenbak.
In plaats van na te denken over een gemakkelijk te verwezenlijken en (relatief) goedkope optimalisatie en integratie van bestaande musea werd besloten het Vleeshuis, het Volkskundemuseum en het Nationaal (!) Scheepvaartmuseum in het Steen op te doeken.
MAS
In plaats daarvan zou men zou een groot, eigentijds museum optrekken. Daar wilde men de Antwerpse geschiedenis vertellen aan de hand van stukken uit de drie gesloten instellingen. Het nieuwe museum, dat uiteindelijk de naam Museum aan de Stroom (MAS) kreeg, moest op het Eilandje komen, want dat verloederde stadsdeel was voorbestemd om een stel bouwpromotoren (nog) rijk(er) te maken. Om de Antwerpenaar voor het project te winnen werd, met publiek geld uiteraard, een reclamecampagne op touw gezet.
In de zalen van de geviseerde musea (later kwam daar als gevolg van een mislukte vastgoedoperatie het Etnografisch Museum bij) stonden en hingen natuurlijk veel meer stukken dan men in het MAS kon tentoonstellen. Bovendien waren er ook reserves met duizenden niet-geëxposeerde objecten.
Van de bouw van een fatsoenlijk depot was echter geen sprake – daar kom je niet mee in de krant. Bovendien kost het ook geld. De belangrijkste stukken uit de depots van de gesloten musea kwamen terecht in het Hessenhuis. Dat verloor hierdoor zijn functie als tentoonstellingsruimte. Ander (het meeste) materiaal belandde in de afgedankte legerkazerne in de wijk Luchtbal. Volgens boze tongen is het hele zootje na bijna 25 jaar aldaar nog altijd niet fatsoenlijk geïnventariseerd.
Ik herinner mij ook levendig de geïmproviseerde ontruiming van het pakhuis Godfried dat tot dan toe gebruikt werd als extra bergingsruimte voor de Antwerpse musea. Tientallen personeelsleden werkten er maandenlang in ronduit onveilige omstandigheden. Dat had niet alleen te maken met de sluiting van Vleeshuis, Volkskundemuseum en Scheepvaartmuseum. De stad had het gebouw, zonder enig overleg met haar eigen musea, in erfpacht gegeven aan het bedrijf van modeontwerper Dries van Noten. En stel je voor, die wilde er op de afgesproken datum over beschikken.
Kunstencentrum
Inmiddels werd eindeloos gepalaverd over de invulling van het MAS – ik was daar zelf bij. Het resultaat van al die uren overleg was nihil. Intens voorbereidend werk – o.m. tentoonstellingen over Antwerpen in de Middeleeuwen en over de haven die met succes hadden plaatsgevonden in het Hessenhuis, werd straal genegeerd. Het MAS zou een museum over van alles worden, maar eigenlijk niet over de Antwerpse geschiedenis. De historici van de plaatselijke universiteit (met een Centrum voor Stadsgeschiedenis) werden niet over het project geconsulteerd.
Even overwoog Antonis zelfs om van het nieuwe bouwsel überhaupt geen museum meer te maken, maar een receptief kunstencentrum. Iemand moet hem er toen op gewezen hebben dat Antwerpen al deSingel had.
Terwijl dit alles zijn beslag kende, pleegde de conservator van het Volkskundemuseum suïcide – het geschokte personeel kreeg een zwijgverbod opgelegd – en werd de komende jaren met mensen geschoven dat het een lieve lust was. Toen het MAS zijn deuren tenslotte opende, bleek het de creatie van kunstwetenschappers en vormgevers. Groot was in Antwerpse wandelgangen de teleurstelling over de lauwe reactie van de internationale pers.
O ja, intussen is ook de permanente tentoonstelling in het Letterenhuis afgebroken. Persoonlijk ben ik nogal vòòr de invulling die daar vandaag aan de benedenverdieping wordt gegeven. Maar een en ander betekent wel de zesde sluiting van een Antwerps museum (over de hele Vlaamse literatuur, trouwens). Als ik daar het Brouwershuis bij optel dat al vele, vele jaren dicht is, zijn het er zelfs zeven.
Tsk, tsk, tsk
Ironisch genoeg biedt het gewezen Volkskundemuseum, ooit gebrandmerkt als verouderd en totaal ongeschikt, vandaag onderdak aan Diva – op zijn beurt het resultaat van de ‘fusie’ van het voormalige provinciale Diamantmuseum en het Zilvermuseum in het inmiddels verkochte kasteel Sterckshof in het district Deurne.
Tsk, tsk, zeggen ze dan in een stripverhaal.
De laatste 25 jaar van mijn loopbaan werkte ik voor de Antwerpse musea. Ik heb er mooie dingen zien gebeuren en fantastische mensen ontmoet. Of men er goed gebruik heeft gemaakt van mijn expertise als auteur van nogal wat boeken over de Antwerpse geschiedenis laat ik aan anderen ter beoordeling over. U bespeurt hier enige rancune? Mag ik?
Ik verheug mij op de voorgenomen restauratie van het Vleeshuis waarover geredekaveld is tot er bomen uit de gevels groeiden, en op het feit dat er nu toch een groot depot zou worden gebouwd. Als en wanneer dat gebeurt zal ik de werkzaamheden vanuit mijn werkkamer kunnen gadeslaan. Een historische schoenencollectie bezit ik niet, maar of ik mijn handvol schilderijen en mijn boekenverzameling aan de lokale overheid schenk, betwijfel ik. Misschien eerst eens polsen bij Fernand Huts.
